1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Didam-arrest: gevolgen voor het bestemmingsplan?

Didam-arrest: gevolgen voor het bestemmingsplan?

In een uitspraak van 20 april 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State inzichtelijk gemaakt wat de eventuele gevolgen zijn van het Didam-arrest in het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan.
Leestijd 
Auteur artikel Joyce de Bruijn
Gepubliceerd 25 april 2022
Laatst gewijzigd 25 april 2022

Het Didam-arrest

Op 26 november 2021 oordeelde de Hoge Raad dat overheidslichamen op grond van het gelijkheidsbeginsel in beginsel gehouden zijn om bij gronduitgifte mededingingsruimte te bieden als er meerdere (potentiële) gegadigden zijn. Lees daar meer over in deze bijdrage.

Dit arrest van de Hoge Raad roept veel vragen op, zo ook in het kader van een bestemmingsplanprocedure. Een bestemmingsplan wordt regelmatig herzien op verzoek van een ontwikkelaar, waarbij de gronden van het plangebied in eerste instantie nog in eigendom zijn van de gemeente. Er wordt dan een koopovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de ontwikkelaar, en daaropvolgend wordt een herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht. Wat als de gemeente geen mededingingsruimte heeft geboden bij de verkoop van de gronden aan de ontwikkelaar? Heeft dit dan ook gevolgen voor de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan?

Uitvoerbaarheid bestemmingsplan

De Afdeling overweegt in haar uitspraak van 20 april 2022 allereerst dat in het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen niet uitvoerbaar is.

Daarna overweegt de Afdeling ten aanzien van de eventuele gevolgen van het Didam-arrest voor de gesloten koopovereenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar met betrekking tot de gronden van het plangebied:

 “9.4.    Daargelaten of uit hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, zonder meer kan worden geconcludeerd dat niet aan de onder 9.3 vermelde vereisten uit het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778, is voldaan, betekenen de eventuele gevolgen van dit arrest voor de koopovereenkomst tussen de gemeente Zutphen en Trigonium niet op voorhand dat het plan als zodanig niet uitvoerbaar is. Een bestemmingsplan regelt immers niet door welke gegadigde het moet worden uitgevoerd. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de raad op voorhand had moeten inzien dat het bestemmingsplan niet kan worden uitgevoerd zonder dat daarvoor benodigde gemeentelijke gronden in strijd met het gelijkheidsbeginsel, zoals nader is uitgewerkt in voormeld arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021, aan Trigonium worden verkocht.”     

Een eventuele vernietiging van de koopovereenkomst betekent dus niet automatisch dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar is. Een bestemmingsplan regelt immers niet door welke gegadigde het moet worden uitgevoerd. De toetsingsmaatstaf is of de raad op voorhand had moeten inzien dat het bestemmingsplan niet kan worden uitgevoerd zonder dat daarvoor benodigde gemeentelijke gronden in strijd met het gelijkheidsbeginsel aan de ontwikkelaar worden verkocht.

Observatie

De Afdeling lijkt met deze uitspraak aansluiting te hebben gezocht bij haar eerdere rechtspraak over de betekenis van het aanbestedingsrecht bij gesloten anterieure overeenkomsten en ongeoorloofde staatssteun. In een uitspraak van 15 februari 2017 heeft de Afdeling overwogen dat een verplichting tot aanbesteding van de uitvoering van het plan in het algemeen op zichzelf niet in de weg kan staan aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Datzelfde geldt in het kader van ongeoorloofde staatssteun. In een uitspraak van 13 april 2011 overweegt de Afdeling dat de enkele omstandigheid dat een ontwikkelaar zich zal moeten terugtrekken, niet met zich mee brengt dat het niet mogelijk zal zijn om tot de realisering van de in het plan voorziene ontwikkelingen over te gaan. Het is namelijk denkbaar dat één of meerdere andere marktpartijen de realisering van de in het plan voorziene ontwikkelingen (verder) kunnen uitvoeren. De uitspraak in het kader van de eventuele gevolgen van het Didam-arrest past goed in dit rijtje.

Wilt u meer weten over de eventuele gevolgen van het Didam-arrest voor vastgestelde bestemmingsplannen? Neem dan contact op met Joske Hagelaars of Joyce de Bruijn, advocaten bij de sectie Overheid & Vastgoed en specialisten bestuurs- en omgevingsrecht.