1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. "Een ingebrekestelling zegt u? Nooit ontvangen en nooit iets over gehoord?" Wat nu?

"Een ingebrekestelling zegt u? Nooit ontvangen en nooit iets over gehoord?" Wat nu?

Wij publiceren geregeld berichten over het belang en het nut van een goede ingebrekestelling. Meestal gaat het dan om kwesties waarbij de vraag is of de ingebrekestelling wel voldoet aan de daarvoor gestelde eisen of de vraag of er überhaupt wel een ingebrekestelling is verstuurd. Soms komt het echter ook voor dat er wel een ingebrekestelling is gestuurd, maar de geadresseerde stelt van niets te weten althans deze nooit ontvangen te hebben. Wat dan? Komt dit voor risico van de ontvanger?Ontva...
Leestijd 
Auteur artikel Ernst-Jan van de Pas
Gepubliceerd 18 juli 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Wij publiceren geregeld berichten over het belang en het nut van een goede ingebrekestelling. Meestal gaat het dan om kwesties waarbij de vraag is of de ingebrekestelling wel voldoet aan de daarvoor gestelde eisen of de vraag of er überhaupt wel een ingebrekestelling is verstuurd. Soms komt het echter ook voor dat er wel een ingebrekestelling is gestuurd, maar de geadresseerde stelt van niets te weten althans deze nooit ontvangen te hebben. Wat dan? Komt dit voor risico van de ontvanger?

Ontvangsttheorie

In Nederland geldt de zogenoemde ontvangsttheorie. Deze houdt in dat een verklaring (bijvoorbeeld een ingebrekestelling waarin iemand nog een laatste kans wordt gegeven alsnog deugdelijk te presteren) in beginsel pas zijn werking heeft als deze de geadresseerde heeft bereikt. Hier geldt wel een belangrijke uitzondering op: de verklaring heeft wel zijn werking als deze de geadresseerde niet (tijdig) heeft bereikt, als het niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van een eigen handeling van de geadresseerde, van de handeling van personen voor wie de geadresseerde aansprakelijk is, of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt (zie artikel 3:37 lid 3 BW). Bij betwisting zal de verzender dit in beginsel moeten aantonen of ten minste aannemelijk moeten maken. Vandaar dat belangrijke verklaringen zoals een ingebrekestelling doorgaans aangetekend worden verstuurd (bij PostNL tegenwoordig automatisch met bericht van ontvangst). Dat is ook erg verstandig om te doen.

Heeft de ingebrekestelling de ontvanger juridisch gezien bereikt?

Maar wat nu als (a) de verzender de ingebrekestelling aangetekend heeft verstuurd, (b) door de postbode niemand wordt aangetroffen op het desbetreffende adres, (c) de postbode een bericht achterlaat dat de brief kan worden opgehaald op het postkantoor, maar (d) dit vervolgens nooit gebeurt. Heeft de brief de geadresseerde dan in juridische zin bereikt?

Ja, in beginsel wel. Als de ontvanger weet of kan weten dat er een brief klaar ligt op het postkantoor en hij besluit die niet op te halen, dan komen de gevolgen daarvan voor zijn risico. De Hoge Raad hanteert hierbij als uitgangspunt dat de brief door de verzender is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven. Als dat gebeurd is, dan geldt de brief als aangekomen. Dit zal door de verzender – indien de geadresseerde betwist iets van een aangetekende brief te weten – moeten worden bewezen of in ieder geval aannemelijk worden gemaakt.

Bewijs soms lastig te leveren

Een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van 8 mei 2012 (LJN: BW5311) in een zaak waarin (ogenschijnlijk) bovenstaande feiten speelden, maakt duidelijk dat dit niet altijd even eenvoudig is.
Anders dan appellant heeft gesteld, volgt naar het oordeel van het hof uit de door hem aangevoerde feiten of uit de door hem overgelegde producties niet (het vermoeden) dat de brief van 29 maart 2010 (tijdig) aan geïntimeerde is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van de bestemming is voorgeschreven. Daartoe is onder de gegeven omstandigheden vereist dat aannemelijk is dat de postbode een schriftelijk bericht van aanbieding heeft achtergelaten. De stellingen van appellant komen erop neer dat dit de normale gang van zaken is. Dat moge zo zijn, maar daarmee is op zichzelf nog onvoldoende aannemelijk dat die gang van zaken ook in dit geval heeft plaatsgevonden. Appellant heeft dat ook niet (onderbouwd) gesteld of ten bewijze aangeboden. Hierin verschilt de zaak met de casus uit HR 9 juli 2010, LJN BM5704, waarin het bewijs van de aanbieding wel voorhanden was. (Mijn onderstreping.)

Doorslaggevend was dus dat onvoldoende aannemelijk was dat de postbode daadwerkelijk een bericht had achtergelaten dat er een aangetekende brief was. Het gevolg hiervan is groot. De ingebrekestelling wordt geacht de geadresseerde niet te hebben bereikt. Gevolg: de geadresseerde is niet in verzuim geraakt en alle vorderingen worden afgewezen (beter gezegd: het vonnis van de kantonrechter waarin dat is uitgesproken blijft in stand).

Tips

Welke les kun je hieruit trekken? De belangrijkste is toch wel dat je goed moet nadenken en moet opletten bij en na het versturen van belangrijke stukken. Stuur deze niet alleen per aangetekende post, maar liefst op zoveel mogelijk andere manieren (per gewone post, per fax, per e-mail of desnoods per koerier of deurwaardersexploot). Of dat in genoemde zaak ook gebeurd is, is niet duidelijk. Het geeft je in ieder geval meerdere argumenten om aannemelijk te maken dat de brief de geadresseerde toch wel heeft moet bereikt. Bij wezenlijke stukken als een ingebrekestelling moet je dus niet te zuinig zijn met postzegels.