Financiële bijdragen in anterieure overeenkomsten

7 september 2021
Gebiedsfonds, omgevingsfonds, duurzaamheidsfonds… allerlei benamingen voor fondsen waarvoor de gemeente in een anterieure overeenkomst een financiële bijdrage kan vragen. Het overeenkomen van een financiële bijdrage in een anterieure overeenkomst geschiedt in principe op vrijwillige basis. Onder omstandigheden mag planologische medewerking echter worden geweigerd wanneer initiatiefnemers weigeren een anterieure overeenkomst te tekenen die strekt tot betaling van een financiële bijdrage. Doorslaggevend is of er bij weigering van betaling sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening, zo volgt ook uit een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 26 augustus 2021.
Bart de Haan
Bart de Haan
Advocaat - Associate Partner
In dit artikel

Wat was er in deze zaak aan de hand?

In deze zaak wilde de initiatiefnemer een parkeerterrein aanleggen. Dat was in strijd met het geldende bestemmingsplan. De gemeente wenste een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer te sluiten alvorens de omgevingsvergunning werd verleend. In deze overeenkomst wil de gemeente een bijdrage voor de gemeentelijke plankosten opnemen. Het bedrag aan leges dekt de kosten namelijk niet volledig die worden gemaakt ten behoeve van de vergunningverlening. De initiatiefnemer weigert echter de anterieure overeenkomst aan te gaan omdat zij het niet eens is met betaling van de bijdrage in de gemeentelijke plankosten. Als reactie daarop heeft de gemeente besloten de aangevraagde vergunning te weigeren, met als reden dat de economische uitvoerbaarheid niet is verzekerd en er daarom strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De initiatiefnemer stelt beroep in. Met succes.

Economische uitvoerbaarheid

Er kan sprake zijn van strijd met een goede ruimtelijke ordening als de uitvoerbaarheid van een project onvoldoende is verzekerd. Dat kan dan ook een reden zijn om planologische medewerking te weigeren. De uitvoerbaarheid van een project heeft echter enkel betrekking op of, mede gelet op de financiële positie van de initiatiefnemer, het project daadwerkelijk zal kunnen worden gerealiseerd. Daarvoor is in beginsel niet relevant of de initiatiefnemer zich bereid heeft verklaard de door gemeente gewenste (extra) bijdrage in de gemeentelijke plankosten te betalen. De rechtbank Noord-Holland overweegt:

In de rechtspraak is in algemene zin geaccepteerd dat sprake kan zijn van strijd met een goede ruimtelijke ordening als de uitvoerbaarheid van een project onvoldoende verzekerd is. Ook uit de door verweerder aangehaalde literatuur en jurisprudentie is de rechtbank echter niet gebleken dat de uitvoerbaarheid van een project in bovengenoemde zin ziet op meer dan alleen de vraag of het project, mede gelet op de financiële positie van eiseres, daadwerkelijk zal kunnen worden gerealiseerd. Of eiseres zich bereid heeft verklaard de door verweerder gewenste (extra) bijdrage in de gemeentelijke plankosten te betalen is dan in beginsel niet relevant.

Financiële bijdragen in anterieure overeenkomsten

Juridisch kader

Het bevoegd gezag kan in een overeenkomst een financiële bijdrage overeenkomen met de initiatiefnemer voor ruimtelijke ontwikkelingen die in beginsel ‘los’ staan van de grondexploitatie in kwestie. Dit volgt uit artikel 6.24 lid 1 Wro. Noodzakelijk is dat de structuurvisie daarvoor een basis bevat. Er moet tevens een ruimtelijk motief ten grondslag liggen aan de financiële bijdrage (zoals natuur, recreatie, waterberging, etc.). Verder moet vaststaan dat het een compensatie van een ruimtelijke verslechtering betreft die nodig is voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en dient er samenhang te bestaan tussen de maatregelen en het planologische nadeel.

Het weigeren van planologische medewerking

Er is in beginsel sprake van betaalplanologie wanneer planologische medewerking wordt geweigerd omdat een initiatiefnemer weigert een financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen te leveren. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in dit kader op 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2950) een interessante uitspraak gedaan die het begrip “betaalplanologie” nuanceert en meer ruimte geeft aan het gemeentelijk privaatrechtelijk kostenverhaal via anterieure overeenkomsten. Gemeenten mogen onder bepaalde omstandigheden planologische medewerking weigeren wanneer initiatiefnemers weigeren een anterieure overeenkomst te tekenen die strekt tot betaling van een bijdrage. Voorwaarde is dat er sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening indien er geen financiële bijdrage wordt betaald. Er ligt dus een ruimtelijk motief aan de weigering ten grondslag. De rechtbank Noord-Holland refereert aan deze uitspraak en komt tot het oordeel dat het parkeerterrein op zichzelf geen nadelige ruimtelijke ontwikkeling is die gecompenseerd dient te worden. Bovendien staat vast dat de gewenste bijdrage slechts tot doel heeft de gemeentelijke plankosten te dekken. Het weigeren van betaling kan daarom ook niet tot de conclusie leiden dat er sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Dat was anders geweest als bijvoorbeeld het onttrekken van een openbare parkeerplaats werd gecompenseerd (negatieve ruimtelijke ontwikkeling), door het opleggen van de verplichting tot betaling van een bepaald bedrag aan een parkeerfonds dat als doel heeft te zorgen voor voldoende parkeerruimte (compensatie van de negatieve ruimtelijke ontwikkeling).

Belang voor de praktijk

Uit deze uitspraak volgen twee belangrijke regels. Ten eerste kan de dekking van de gemeentelijke kosten van de ambtelijke inzet nodig voor vergunningverlening niet onder de noemer van de economische aanvaardbaarheid van een ontwikkeling worden gebracht. Ten tweede kan planologische medewerking niet zomaar worden geweigerd als de initiatiefnemer geen financiële bijdrage wil betalen. Daarvoor is ten minste vereist dat er ruimtelijke samenhang bestaat tussen een negatieve ruimtelijke ontwikkeling en compensatie daarvan.

Meer weten?

Wilt u meer weten over de aanvaardbaarheid van het vragen van financiële bijdragen in anterieure overeenkomsten? Neem dan contact op met Bart de Haan of Joyce de Bruijn.

Gerelateerd

De verhouding tussen openbaarheid van bestuur en het intern beraad: de reikwijdte van artikel 5.2, derde lid, van de Wet open overheid

De verhouding tussen openbaarheid van bestuur en het intern beraad: de reikwijdte van artikel 5.2, derde lid, van de Wet open overheid

Op 9 juli 2025 heeft advocaat-generaal Wattel een interessante conclusie uitgebracht over de reikwijdte van artikel 5.2, derde lid, van de Wet open overheid...
Wanneer mag de burgemeester een gebiedsverbod opleggen?

Wanneer mag de burgemeester een gebiedsverbod opleggen?

De burgemeester heeft verschillende bevoegdheden om de openbare orde te handhaven. Denk aan het tijdelijk sluiten van een woning bij ernstige overlast of...
Openbaarmaking milieugegevens volgens de Wet open overheid

Openbaarmaking milieugegevens volgens de Wet open overheid

Overheidsinformatie is in principe openbaar, maar wat betekent dit voor milieu- en emissiegegevens? Nu duurzaamheid en milieubescherming steeds hoger op de...

PFAS-verbod in drinkwaterbeschermingsgebieden: juridische mogelijkheden en verantwoordelijkheden

Drinkwaterbedrijven waarschuwen voor de toenemende verontreiniging van PFAS in drinkwaterbeschermingsgebieden. Een veelgehoorde oproep is het instellen van een...

Actualiteiten Staatssteun 2025

In het voorjaar van 2025 kwamen in het webinar Actualiteiten Staatsteun opnieuw scherpe juridische thema’s aan bod. Van vastgoedtransacties tot subsidiegrenzen...
Landschapsfoto van een Natura 2000-gebied

Wanneer is een project een beheermaatregel onder de Omgevingswet? Criteria van de Afdeling bestuursrechtspraak voor Natura 2000-activiteiten

Indien een project of activiteit een beheermaatregel is, is geen omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig. Maar wanneer is nu sprake van een...
No posts found