Binnen de EU bestaat een vrij verkeer van goederen, diensten en personen. Nu de overgangsperiode op 1 januari 2021 is geëindigd geldt het VK weer als een 'derde' (niet EU) land en zijn de grenzen weer ‘herleefd’ tussen het VK en de EU. Dit betekent allereerst dat ook de douaneformaliteiten herleven wat tot extra kosten en vertraging kan leiden. Daarnaast kan weer sprake zijn van invoerheffingen en heffing van accijnzen bij invoer van goederen.
Btw
Hoewel het VK heeft aangegeven de Europese btw-regels in beginsel te willen handhaven zullen in de loop van de tijd steeds meer verschillen gaan ontstaan tussen de EU-regels en de Britse regels door wetswijzigingen en verschillen in rechtspraak. Hierdoor kan dubbele heffing ontstaan.
Bij goederenbewegingen tussen het VK en de EU zal niet langer sprake zijn van intracommunautaire transacties maar van in- en uitvoer van goederen. Invoer-btw dient in principe direct betaald te worden aan de grens. Dit leidt tot additionele voorfinanciering van btw, indien de btw pas in de periodieke btw-aangifte in aftrek kan worden gebracht. Ten einde deze voorfinanciering van btw te voorkomen/beperken heeft het VK aangekondigd dat belastingplichtigen die aldaar voor de heffing van btw zijn geregistreerd de invoer btw mogen voldoen op de periodieke btw-aangifte. Bij invoer vanuit het VK naar de EU hangt het van de lidstaat van invoer af of een soortgelijke faciliteit beschikbaar is. Ook bij verzending van pakketten tussen VK en EU zal btw-heffing plaatsvinden. Een nu in het VK bestaande vrijstelling voor EU-pakketten (Low Value Consignment Relief) zal niet langer van toepassing zijn.
Voor het dienstenverkeer is van belang dat partijen in het VK voor de heffing van btw niet langer binnen de EU gevestigd/woonachtig zijn. Dit is onder meer relevant bij het bepalen van de plaats waar de dienst belastbaar is met btw en kan gevolgen hebben voor het recht op aftrek van btw op kosten.
Directe belastingen
Voor wat betreft de directe belastingen (met name vennootschapsbelasting) is van belang dat allerlei EU-richtlijnen na het verstrijken van de overgangstermijn niet langer van toepassing zijn. In dat kader kunnen met name worden genoemd:
- Moeder-dochterrichtlijn, die voorziet in vrijstelling dividendbelasting bij dividenden in concernverband en voorkoming dubbele heffing bij ontvangst dividenden van EU-deelnemingen. Het VK heft geen dividendbelasting, de meeste EU-landen wel. Voor zover de nationale regeling en het van toepassing zijnde belastingverdrag voorzien in een hogere heffing zullen bedrijven voortaan met hogere lasten worden geconfronteerd;
- Interest- en royaltyrichtlijn met betrekking tot rente en royalty betalingen in concernverband. Het VK heft bronbelasting op dergelijke betalingen, evenals de meeste andere EU-landen. Ook Nederland heeft het voornemen dergelijke heffingen in te voeren. Voor zover de nationale regeling en het van toepassing zijnde belastingverdrag voorzien in een hogere heffing zullen bedrijven ook hier met hogere lasten worden geconfronteerd;
- Fusie-richtlijn, die voorziet in doorschuiving van fiscale claims bij een grensoverschrijdende fusie of splitsing;
- Anti-belastingontwijkingsrichtlijn (ATAD) die voorziet in belastingregels om oneigenlijk gebruik van fiscale regels door internationale ondernemingen te bestrijden;
Naast EU-richtlijnen bestaan ook EU-regels die rechtstreeks doorwerken in de EU-lidstaten. In dat verband kunnen bijvoorbeeld worden genoemd het EU-Arbitrageverdrag (voorziet in bindende uitkomst bij transfer pricing geschillen binnen EU) en de staatssteunregels.
Ook Nederlandse wetgeving knoopt in bepaalde gevallen aan bij vestiging in een EU-staat. Een voorbeeld is de aangepaste liquidatieverliesregeling per 1 januari 2021, waarvoor nu minder mogelijkheden bestaan om verliezen ter zake van een Britse deelneming of filiaal in Nederland in aftrek te brengen en de mogelijkheden een fiscale eenheid te vormen in structuren met Britse vennootschappen (zuster- en Papillon fiscale eenheden).
Per concreet geval zal moeten worden bezien in hoeverre belastingverdragen en nationale wetgeving uitkomst bieden. Ook zal moeten worden bekeken in hoeverre actie vereist is.
Sociale verzekeringen
De sociale verzekeringen worden binnen de EU gecoördineerd via een EU Verordening. Deze Verordening voorkomt dat dubbele verzekeringsplicht/dubbele premieplicht ontstaat. Na uittreding van het VK gelden deze regels niet langer voor het VK en kunnen problemen ontstaan. Nederland en het VK hebben wel een sociaal verzekeringsverdrag gesloten dat nog steeds van kracht is. Echter de bepalingen van dit verdrag komen niet overeen met de bepalingen in de EU Verordening. Zo kan via de EU Verordening een werknemer bij uitzending gedurende vijf jaar sociaal verzekerd blijven in het land waarvandaan hij wordt uitgezonden, terwijl in de overeenkomst tussen het VK en Nederland deze periode is beperkt tot drie jaar. Iedere situatie zal dan ook opnieuw beoordeeld moeten worden.