1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Gerechtshof Den Haag oordeelt over de schending van een geheimhoudingsbeding

Gerechtshof Den Haag oordeelt over de schending van een geheimhoudingsbeding

Bedrijfsgeheimen, knowhow en andere vertrouwelijke informatie worden door veel ondernemingen als waardevolle assets beschouwd die (veelal) een aanzienlijke waarde binnen de onderneming vertegenwoordigen. Om die waarde te behouden is het essentieel dat de vertrouwelijke informatie en knowhow daadwerkelijk geheim blijven. De houder van een bedrijfsgeheim heeft verschillende mogelijkheden om te voorkomen dat het bedrijfsgeheim op straat of in handen van derden komt te vallen. Een geheimhoudingsbeding is daar één voorbeeld van. In een uitspraak van 13 april 2021 heeft het gerechtshof Den Haag zich over de vraag gebogen of een geheimhoudingsbeding in algemene voorwaarden, op grond waarvan niet openbaar-gemaakte knowhow geheim diende te worden gehouden, in kwestie door een contractspartij is geschonden. Deze blog schetst het verloop van de uitspraak en bespreekt de verdere relevantie voor de praktijk.
Leestijd 
Auteur artikel Marijn Groenewegen
Gepubliceerd 25 juni 2021
Laatst gewijzigd 25 juni 2021

Bedrijfsgeheimen, knowhow en andere vertrouwelijke informatie worden door veel ondernemingen als waardevolle assets beschouwd die (veelal) een aanzienlijke waarde binnen de onderneming vertegenwoordigen. Om die waarde te behouden is het essentieel dat de vertrouwelijke informatie en knowhow daadwerkelijk geheim blijven. De houder van een bedrijfsgeheim heeft verschillende mogelijkheden om te voorkomen dat het bedrijfsgeheim op straat of in handen van derden komt te vallen. Een geheimhoudingsbeding is daar één voorbeeld van.

In een uitspraak van 13 april 2021 heeft het gerechtshof Den Haag zich over de vraag gebogen of een geheimhoudingsbeding in algemene voorwaarden, op grond waarvan niet openbaar-gemaakte knowhow geheim diende te worden gehouden, in kwestie door een contractspartij is geschonden. Deze blog schetst het verloop van de uitspraak en bespreekt de verdere relevantie voor de praktijk.

Relevante feiten

Het warehousebedrijf DVR Warehousing B.V. (‘DVR’) is verantwoordelijk voor de opslag van goederen die geëxporteerd worden. In het kader van de uitvoering van haar werkzaamheden beschikt DVR over een zogenaamd AEO-certificaat, wat inhoudt dat DVR voldoet aan de vereisten van betrouwbaarheid die de douane stelt aan bedrijven die actief zijn in het internationale handelsverkeer. Op grond van gewijzigde regelgeving is DVR verplicht om de AEO-certificaten om te zetten in AEO-vergunningen. Om daar zorg voor te dragen, wordt door DVR de eenmanszaak van de wederpartij ingeschakeld om de benodigde documenten op te stellen. De algemene voorwaarden die de eenmanszaak hanteert, behelzen een geheimhoudingsbeding, op basis waarvan het delen van informatie met derden expliciet wordt verboden.

Door de eenmanszaak wordt gesteld dat DVR het geheimhoudingsbeding heeft geschonden door in strijd met het beding bepaalde documenten met derde partijen te delen. Met het oog op schending van het geheimhoudingsbeding vordert de eenmanszaak opeising van verbeurde boetes op grond van het bijbehorende boetebeding. De vorderingen van de eenmanszaak zijn in eerste aanleg door de rechtbank afgewezen. Tegen dat oordeel komt de eenmanszaak in deze uitspraak in hoger beroep.

Uitleg overeenkomst (Haviltex-maatstaf)

Door het hof wordt eerst het kader geschetst waarbinnen het geheimhoudingsbeding moet worden uitgelegd. Daarbij past het hof de Haviltex-maatstaf toe, op grond waarvan het bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst aankomt op alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid in het concrete geval met zich meebrengen.

Zo zal er, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, meer of minder gewicht toekomen aan objectieve aanknopingspunten, zoals de taalkundige betekenis van de bewoordingen van de overeenkomst, dan wel aan meer subjectieve aanknopingspunten, zoals de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeenkomst mochten toekennen en op wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

DVR had wetenschap van het geheimhoudingsbeding

Met inachtneming van de bovengenoemde Haviltex-maatstaf, stelt het hof vast dat DVR op de hoogte was van het geheimhoudingsbeding. Mede gelet op het feit dat DVR nota bene bij de eenmanszaak terecht is gekomen nadat zij informatie probeerde te bemachtigen van een andere klant maar door die klant op het geheimhoudingsbeding werd gewezen, was het voor DVR voldoende duidelijk dat zij de informatie niet met derden had mogen delen.

Door DVR wordt daar tegenin gebracht dat de derden met wie zij de documenten heeft gedeeld, onderdeel uitmaakten van haar bedrijfsvoering en daarom niet zijn te beschouwen als ‘derden’ in de zin van het geheimhoudingsbeding. Het hof heeft echter niet kunnen vaststellen dat daadwerkelijk sprake was van een verregaande integratie tussen de ondernemingen die DVR noemt en verwerpt deze stelling.

Matiging boetes?

Ook het beroep van DVR op matiging van de op grond van het geheimhoudingsbeding verbeurde boetes wordt door het hof verworpen. Door het hof wordt erkend dat zij weliswaar de bevoegdheid heeft om het bedrag aan verbeurde boetes te matigen op grond van art. 6:94 lid 1 BW, maar door het hof wordt tevens benadrukt dat deze maatstaf tot terughoudendheid noopt en dat de rechter slechts van deze bevoegdheid gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt.

In het onderhavige geval eist de billijkheid klaarblijkelijk niet dat de boetes voor matiging in aanmerking komen, zo luidt het oordeel van het hof. Ter onderbouwing van haar oordeel verwijst het hof naar het belang van de eenmanszaak om ter bescherming van zijn bedrijfsdebiet te voorkomen dat de door hem opgestelde procedurebeschrijvingen bekend raken bij derden. Het hof onderschrijft dit belang door te wijzen op het feit dat DVR eerder heeft geprobeerd om de procedurebeschrijvingen van een andere onderneming afhandig te maken. Het gevaar dat derden kennis nemen van de vertrouwelijke informatie van de eenmanszaak is dus een reëel gevaar. Het toewijzen van de boetes leidt hier niet tot een apert onredelijk resultaat en zodoende besluit het hof de boetes toe te wijzen.

Slotsom van het oordeel

Het hof oordeelt dat de schending van het geheimhoudingsbeding door DVR vaststaat, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de vorderingen van de eenmanszaak alsnog toe. DVR wordt veroordeeld tot het betalen van het boetebedrag van 2 x € 25.000 (= € 50.000) en, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, tot het betalen van de proceskosten.

Relevantie praktijk

De uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 13 april 2021 schetst het belang van een geheimhoudingsbeding in een overeenkomst waarin vertrouwelijke informatie c.q. knowhow met een andere partij wordt gedeeld. Door het opnemen van een geheimhoudingsbeding kan worden voorkomen dat informatie wordt gedeeld met derde partijen, waarmee potentieel afbreuk kan worden gedaan aan de waarde van het bedrijfsgeheim. Daar komt bij dat het raadzaam is om een geheimhoudingsbeding vergezeld te laten gaan van een boetebeding, ingeval er sprake is van overtreding van het geheimhoudingsbeding.

Hoewel een geheimhoudingsbeding slechts één van de maatregelen is die een onderneming kan treffen ter waarborging van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie, kan de waarde van een dergelijk beding niet worden onderschat. Voor een toelichting van welke verdere beschermingsmaatregelen een onderneming moet treffen voor de bescherming van zijn informatie als bedrijfsgeheim verwijs ik u naar deze blog.

Onze advocaten zijn u graag van dienst bij het beantwoorden van uw vragen omtrent geheimhoudingsbedingen, NDA’s en andere (rechts)maatregelen die u kunt treffen in het kader van de bescherming van uw bedrijfsgeheimen.