1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Goed hulpverlenerschap of seksueel grensoverschrijdend gedrag?

Goed hulpverlenerschap of seksueel grensoverschrijdend gedrag?

“De arts dringt niet verder door tot de privésfeer van de patiënt dan in het kader van de hulpverlening noodzakelijk is. De arts onthoudt zich van contacten van seksuele aard binnen de hulpverlening. Verbale of lijfelijke intimiteiten zijn niet toegestaan.” De tekst van gedragsregel II.11 van de Gedragsregels voor Artsen van de KNMG is duidelijk, maar het is bepaald niet altijd eenvoudig om precies te bepalen waar de grens tussen noodzaak en begeerte moet worden gesitueerd. Soms ook wel. Zoal...
Leestijd 
Auteur artikel Tom van Malssen
Gepubliceerd 24 maart 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018

“De arts dringt niet verder door tot de privésfeer van de patiënt dan in het kader van de hulpverlening noodzakelijk is. De arts onthoudt zich van contacten van seksuele aard binnen de hulpverlening. Verbale of lijfelijke intimiteiten zijn niet toegestaan.” De tekst van gedragsregel II.11 van de Gedragsregels voor Artsen van de KNMG is duidelijk, maar het is bepaald niet altijd eenvoudig om precies te bepalen waar de grens tussen noodzaak en begeerte moet worden gesitueerd. Soms ook wel. Zoals in een recente tuchtzaak (ECLI:NL:TGZCTG:2015:11), waarin een tandarts de grenzen wel heel erg duidelijk had overschreden.


 De tandarts had foto’s gemaakt van een patiënte, waarop letsel op het gelaat, de armen, de benen en een bil van de patiënte stonden afgebeeld. De foto’s waren gemaakt op initiatief van de tandarts. De patiënte had zich ten behoeve van de fotosessie zelfs van haar ondergoed moeten ontdoen . Kort voor haar bezoek aan de tandarts was de patiënte gevallen en de tandarts wilde de patiënte naar eigen zeggen helpen bij de “verzekeringstechnische kant” van het letsel. Hij had zelf in het verleden namelijk ook problemen gehad met “gebrekkige dossiervorming” als gevolg van een fietsongeval.

Het Regionaal en het Centraal Tuchtcollege vinden het verhaal van de tandarts weinig plausibel en komen  unaniem tot het oordeel dat de tandarts grensoverschrijdend en seksueel intimiderend gedrag heeft vertoond. Bij dit oordeel zal ongetwijfeld hebben meegespeeld dat de tandarts niet van zijn aanpak was teruggekomen toen de betreffende patiënte hem vroeg of het maken van foto’s van haar algehele letsel eigenlijk wel noodzakelijk was. Ook de (enigszins retorische) vraag van een assistente of het niet primair tot de taak van de huisarts behoort om letsel vast te leggen dat zich niet in het hoofd-halsgebied bevindt, bracht de tandarts niet tot inkeer. De assistente werd tijdens de fotosessie zelfs weggestuurd. De opmerking tegen de patiënte: “Je bent een hele mooie vrouw, dat weet je zelf ook al” zal de zaak van de tandarts ten slotte ook geen goed hebben gedaan, ondanks het verweer van de tandarts dat hij met deze opmerking slechts zou hebben geprobeerd “om de patiënte gerust te stellen in die zin dat het met haar door de val afgebroken fronttanden wel weer goed zou komen.”

 Beide tuchtcolleges oordelen dat de tandarts in strijd heeft gehandeld met de norm van goed hulpverlenerschap (art. 7:454 BW). Hij krijgt een berisping.