Het toegepaste rekenmodel en de rekenafstand van 25 kilometer is aanvaardbaar

5 april 2023, laatst geüpdatet 11 september 2024
Voor elk project dat stikstof uitstoot moet berekend worden wat de gevolgen daarvan zijn voor Natura 2000 gebieden. Voor het wegenproject ViA15 was een rekenafstand van 5 km toegepast. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) vond in een tussenuitspraak dat die afstand niet toereikend gemotiveerd was. Na de tussenuitspraak heeft het kabinet besloten om voor wegverkeer en alle andere stikstofemissiebronnen een rekenafstand van 25 km aan te houden. De rekenafstand is ook geïmplementeerd in de AERIUS Calculator. De Afdeling heeft vandaag geoordeeld dat deze rekenafstand van 25 kilometer aanvaardbaar is.
Jasper Molenaar 
Jasper Molenaar 
Advocaat - Partner
Bart de Haan 
Bart de Haan 
Advocaat - Associate Partner
In dit artikel

Groot maatschappelijk belang

Vanwege het grote maatschappelijke belang heeft de Afdeling ervoor gekozen om in een nieuwe tussenuitspraak alvast een oordeel te geven over de rekenafstand van 25 kilometer en het gebruik van het rekenmodel OPS voor wegverkeer. De rekenafstand is namelijk voor het eerst gebruikt voor het gewijzigde Tracébesluit voor de ViA15 en wordt sinds januari 2022 gebruikt voor alle projecten die stikstofdepositie veroorzaken. Een oordeel over de aanvaardbaarheid van zowel het rekenmodel als de rekenafstand is daarom niet alleen voor deze zaak, maar voor veel projecten van groot belang.

Hoe moet stikstofneerslag worden berekend?

Om te berekenen hoeveel stikstof van een individueel project neerkomt op een Natura 2000 gebied wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde AERIUS Calculator. Voor wegverkeer bestaan er binnen deze calculator twee rekenmodellen: Standaardrekenmethode 2 (SRM2+) en Operationele Prioritaire Stoffen model (OPS). Het model SRM2+ wordt gehanteerd voor het berekenen van de stikstofneerslag binnen 5 kilometer van een weg. Voor de afstand tussen de 5 en 25 kilometer wordt gebruikgemaakt van het OPS-model. De appellanten in deze procedure, waaronder de Coöperatie Mobilisation for the Environment, betogen dat alleen het OPS-model zou moeten worden gebruikt, omdat met het SRM2+-model de stikstofneerslag die op een natuurgebied terechtkomt zou worden onderschat. Daarbij wordt aan de hand van verschillende deskundigenrapporten en een advies van de Stichting Advisering bestuursrechtspraak een technisch ingewikkelde discussie gevoerd over onder andere depletie (= stikstofconcentratieverlaging bij toenemende afstand doordat een deel van de componenten vanwege depositie uit de lucht wordt onttrokken) en de gehanteerde depositiesnelheid.

Het SRM2+-model is volgens de Afdeling echter gebaseerd op de “beste wetenschappelijke kennis”. De bezwaren tegen dit model zijn blijkens de uitspraak onder verwijzing naar rapporten van het RIVM en TNO voldoende weerlegd. De Afdeling is namelijk van oordeel dat de minister inzichtelijk en navolgbaar heeft gemotiveerd dat de specifieke modeleigenschappen en de validatie van de met SRM2+ gemaakte concentratieberekeningen doorslaggevend zijn geweest bij de keuze om SRM2+ te blijven gebruiken voor depositieberekeningen op korte afstand van de weg (tot 5 km). Het SRM2-model is ontwikkeld voor het beoordelen en toetsen van de gevolgen van emissies van wegverkeer voor de luchtkwaliteit. Volgens het RIVM is depletie weinig relevant voor luchtkwaliteitsberekeningen. De luchtkwaliteitsknelpunten treden vrijwel altijd op korte afstanden van de weg op, waar het effect van depletie gering is. De Afdeling ziet verder in wat appellanten hebben aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de minister zich bij de ontwikkeling van SRM2+ niet mocht baseren op een advies van RIVM over de wijze waarop in SRM2+ kan worden omgegaan met de depositiesnelheid (zie rechtsoverweging 21 voor de conclusie over toepassing van SRM2+).

Tot welke afstand moet stikstofneerslag worden berekenen?

Op basis van de “geaccordeerde” modellen heeft de Afdeling vervolgens geoordeeld dat er een wetenschappelijke noodzaak bestaat voor een begrenzing in rekenafstand voor individuele bronberekeningen (rechtsoverweging 29 e.v.). Elk rekenmodel heeft volgens de Afdeling een zekere grens waarbuiten geen wetenschappelijke kennis meer bestaat. Dat wil zeggen dat daarbuiten te onzeker is of de berekening nog overeenkomt met de werkelijkheid. De minister heeft met onderzoeken van onder meer het RIVM en TNO volgens de Afdeling overtuigend genoeg gemotiveerd dat de maximale afstand waarbinnen voor een individueel project nog wetenschappelijke betrouwbare stikstofberekeningen kunnen worden gedaan, 25 kilometer is (zie rechtsoverweging 34). De Habitat- en Vogelrichtlijn vereisen ook dat voor elk project de negatieve gevolgen voor beschermde natuur in beeld worden gebracht op basis van de beste wetenschappelijke kennis. Het toegepaste model om de stikstofgevolgen van projecten te berekenen, mét die rekengrens bij 25 kilometer, vormt die beste wetenschappelijke kennis (zie rechtsoverweging 35 e.v.).

Verantwoordelijkheid centrale overheid

De Afdeling geeft nog mee dat stikstof die buiten de grens van 25 kilometer op beschermd natuurgebied terechtkomt wel relevant is. Die depositie is niet (meer) toe te rekenen aan het individuele project. De overheid is verantwoordelijk om maatregelen te nemen om verslechtering van Natura 2000 gebieden tegen te gaan als gevolg van die “landelijke” stikstofdepositie. Die (passende) maatregelen en de vraag of die maatregelen afdoende zijn komen echter niet aan de orde bij individuele projecten in het plan- en projectspoor.

Verdere verloop van de procedure

Met de tussenuitspraak staat vast dat de stikstofberekening die aan de passende beoordeling voor het tracébesluit ViA15 ten grondslag ligt door de Afdeling akkoord is bevonden. In de vervolgprocedure moet evenwel nog een harde noot worden gekraakt over bezwaren tegen de passende beoordeling zelf en de externe saldering die daarbij is ingezet. De beroepsgronden over de beoordeling van de stikstofdepositie zelf komen dus nog aan de orde. Ook die uitspraak zullen wij met interesse volgen.

Heeft u stikstofvragen over uw project? Neem contact op met Jasper Molenaar en Bart de Haan.

Gerelateerd

Voornemen tot prejudiciële vragen: het spanningsveld tussen eigendom van de woning vs. belangen van het kind bij ontruiming

Dinsdag 8 oktober jl. heeft de rechtbank Noord-Holland een opmerkelijk tussenvonnis gewezen in een ontruimingskort geding. Voor wat betreft de situatie dat er...
Rechterhamer bouwhelm

Geen waarschuwing door de aannemer, toch prijsverhoging bij meerwerk

Indien een opdrachtgever veranderingen of toevoegingen in het met een aannemer overeengekomen werk wenst, moet de aannemer de opdrachtgever wijzen op de...

Verhuurders opgelet! De Wet betaalbare huur is in werking getreden

In een eerder artikel informeerden we u over de hoofdlijnen van de Wet betaalbare huur die vanaf 1 juli 2024 in werking is getreden. Deze wet heeft als doel de...

Advies aan de Hoge Raad dat huurprijswijzigingsbeding niet oneerlijk is

Er gloort licht voor verhuurders! Enige tijd geleden heeft de rechtbank Amsterdam prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de indexatiebedingen in...

Tijdelijke huurovereenkomsten afgeschaft behalve voor deze groepen

Per 1 juli 2024 is de Wet vaste huurcontracten en het daarbij behorende Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomsten in werking getreden. Daarmee...

Wet betaalbare huur aangenomen en van kracht vanaf 1 juli 2024!

Op 25 juni 2024 heeft ook de Eerste Kamer ingestemd met de Wet betaalbare huur. Daarmee is de inwerkingtreding van de wet op 1 juli 2024 een feit. De gevolgen...
No posts found