1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hyperlinken naar wiskunde-uitwerkingen onrechtmatig, maar geen auteursrechtinbreuk

Hyperlinken naar wiskunde-uitwerkingen onrechtmatig, maar geen auteursrechtinbreuk

Het Hof Amsterdam heeft op 15 januari 2013 geoordeeld dat een wiskundedocent onrechtmatig heeft gehandeld door te hyperlinken naar uitwerkingen van wiskundeopgaven. Van auteursrechtinbreuk is volgens het Hof echter geen sprake. Het oordeel lijkt in lijn met bestaande rechtspraak over faciliteren van auteursrechtinbreuk.  Wiskundedocent link naar uitwerkingen opgavenDe zaak gaat over het volgende. Een (voormalig) wiskundedocent beheerde een website waarop uitwerkingen van opgaven uit allerlei...
Leestijd 
Auteur artikel Mark Jansen
Gepubliceerd 16 januari 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het Hof Amsterdam heeft op 15 januari 2013 geoordeeld dat een wiskundedocent onrechtmatig heeft gehandeld door te hyperlinken naar uitwerkingen van wiskundeopgaven. Van auteursrechtinbreuk is volgens het Hof echter geen sprake. Het oordeel lijkt in lijn met bestaande rechtspraak over faciliteren van auteursrechtinbreuk. 

Wiskundedocent link naar uitwerkingen opgaven

De zaak gaat over het volgende. Een (voormalig) wiskundedocent beheerde een website waarop uitwerkingen van opgaven uit allerlei lesboeken waren te vinden. De uitgevers Noordhof en ThiemeMeulenhoff komen daar tegenop. De reden daarvoor zal gelegen zijn in het feit dat de uitgevers minder boeken met uitwerkingen zullen verkopen wanneer alle uitwerkingen online zijn te vinden.

De docent is in een eerder kort geding verboden de uitwerkingen nog langer online te hebben. Ook in een latere (bodem)procedure is hem nogmaals een verbod opgelegd. De docent komt nu in hoger beroep van dit laatste vonnis.

Uitwerkingen opgaven auteursrechtelijk beschermd

In de procedure voor het Gerechtshof is allereerst discussie over de vraag of de wiskundeuitwerkingen wel auteursrechtelijk beschermd kunnen zijn. De vraag is of een dergelijke uitwerking wel berust op creatieve keuzes. Er is immers maar 1 antwoord goed.

Volgens het Gerechtshof is van auteursrechtelijke bescherming wel sprake:
2.4 (...) Niet alleen bij het formuleren van de lesstof en de opgaven moet de maker creatieve keuzen maken, maar ook bij de wijze van uitwerking van de opgaven kan dat het geval zijn. Dat er uiteindelijk maar één goed antwoord is, doet daar niet aan af. (...) Het hof kan daarom als vaststaand aannemen dat alle uitwerkingenboeken waar het in dit geschil om gaat, werken zijn in de zin van artikel 10 Aw. De tweede grief slaagt dus niet.

Onvoldoende tegenbewijs van inbreuk op uitwerkingen

Vervolgens valt op dat beide partijen in de procedure niet al hun stellingen volledig weten te onderbouwen. Zo stelt de wiskundedocent dat de uitwerkingen waar hij vanaf zijn website een hyperlink naar heeft aangebracht geen kopie zijn van de uitwerkingen in het antwoordenboek van de uitgevers. Dat lijkt in potentie inderdaad een goed verweer te zijn. Als er geen sprake is van kopieren of van ontlenen aan bestaande auteursrechtelijk beschermde werken, is immers van inbreuk in beginsel ook geen sprake.

De uitgevers hebben daar tegenover gesteld dat de uitwerkingen (nagenoeg) gelijk zijn aan de uitwerkingen uit hun boek en dat van een kopie of ontlening dus wel sprake moet zijn. De docent kan blijkbaar niet goed onderbouwen dat dit niet zo is, aldus het Hof:
Noordhoff c.s. hebben in eerste aanleg door overlegging van zogenoemde screenshots (vgl. productie 6) een aantal voorbeelden gegeven van de weg waarlangs [ Appellant ] de uitwerkingen toegankelijk maakt. Deze voorbeelden eindigen steeds met een aantal uitwerkingen die uiterlijk gelijk zijn aan uitwerkingen in de uitwerkingenboeken. [ Appellant ] heeft weliswaar aangevoerd dat het niet om letterlijke kopieën gaat, maar dat is door hem op geen enkele wijze onderbouwd of toegelicht. De rechtbank heeft daarom, met inachtneming van de tweede volzin van artikel 149 lid 1 Rv, en derhalve op goede grond als vaststaand aangenomen dat het om letterlijke kopieën gaat. Ook in hoger beroep heeft [ Appellant ] zijn betwisting niet nader toegelicht, zodat zijn vierde grief tevergeefs is opgeworpen.

De uitwerkingen waar de docent een hyperlink naartoe heeft aangebracht, maken volgens het Gerechtshof dus inbreuk op de rechten van de uitgevers. Aan een inhoudelijke vergelijking van de documenten lijkt het Hof niet echt toe te komen. Dit oordeel lijkt veeleer gebaseerd op de (rechts)regel dat een stelling van de ene partij in een procedure die onvoldoende betwist wordt door de wederpartij, in die procedure vast komt te staan.

Onvoldoende bewijs rol docent bij inbreuk

Ook de uitgevers lopen echter tegen een dergelijk gebrek aan bewijs aan. De uitgevers hebben namelijk betoogd dat het de wiskundedocent is die zelf deze uitwerkingen openbaar maakt (en dus zelf auteursrechtinbreuk pleegt). Daarvoor worden allerlei feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou moeten volgen dat de man de server waarop de documenten staan in feite beheert. De man voert daarop een niet al te sterk verweer, maar dat verweer is kennelijk voldoende voor het Hof om aan te nemen dat de man daarmee de stelling van de uitgevers heeft betwist.

Daarmee ligt de bewijslast weer terug bij de uitgevers. De uitgevers hebben eerder al laten weten niet over meer bewijs te beschikken dan reeds in de procedure is ingebracht. Dat betekent dat de uitgevers de stelling dat de docent auteursrechtinbreuk pleegt niet hebben kunnen onderbouwen. In de woorden van het Hof:
[ Appellant ]’s verweer tegen deze constateringen van Noordhoff c.s. is niet heel sterk. Volgens hem heeft hij de toegezonden uitwerkingen niet zelf geplaatst maar doorgestuurd aan een bekende die daarin was geïnteresseerd, maar hij weet niet meer wie dat was en hoe hij wist dat deze persoon geïnteresseerd was. Hij beschikt, naar zijn zeggen, niet meer over de e-mail waarmee hij het bestand heeft doorgestuurd maar merkwaardigerwijze nog wel over de e mail die hij via Noordhoff ontving.
De door Noordhoff c.s. genoemde feitelijkheden zijn onvoldoende om op grond daarvan hun stelling als bewezen behoudens tegenbewijs, te kunnen aanmerken. Dat het verweer van [ Appellant ] weinig oprecht lijkt, doet dat niet anders zijn. Noordhoff c.s. dienen derhalve verder bewijs bij te brengen. In eerste aanleg hebben zij bij gelegenheid van de comparitie gezegd niet over meer bewijs te beschikken en hun bewijsaanbod in hoger beroep is ook niet op dit punt gericht, zodat er geen aanleiding is hen tot verder bewijs toe te laten. Het hof komt daarom tot de conclusie dat tussen partijen niet vast staat dat [ Appellant ] de litigieuze uitwerkingenboeken zelf op internet heeft openbaar gemaakt, waardoor evenmin vast staat dat hij op die wijze inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Noordhoff c.s. De vijfde en zesde grief slagen derhalve in zoverre.

Hyperlinken echter wel onrechtmatig 

De uitwerkingen maken dus inbreuk op het auteursrecht van de uitgevers, maar niet is vast komen te staan dat de docent bij die inbreuk betrokken is. De volgende vraag is of de docent niettemin onrechtmatig heeft gehandeld door de hyperlinks op zijn website aan te brengen.

Het Gerechtshof beantwoordt die vraag bevestigend. Een belangrijke overweging daarbij lijkt te zijn dat de hyperlinks van de docent in feite de enige bron vormen om bij de betreffende (illegale kopieen van) uitwerkingen te komen (bewijs van het tegendeel kon kennelijk, wederom, niet geleverd worden).

In de woorden van het Gerechtshof:
2.8 (...) De door [ Appellant ] geplaatste hyperlinks maken het voor derden mogelijk of in ieder geval veel eenvoudiger enthousiaste reacties in het gastenboek op de website van [ Appellant ] getuigen daarvan om de illegaal op het internet geopenbaarde uitwerkingen te vinden. [ Appellant ] heeft niet weten te concretiseren dat de uitwerkingen ook via zoekprogramma’s of andere links bereikbaar zijn, zodat het hof aan dat verweer, wat daar verder van zij, voorbij gaat. Dat [ Appellant ] door het plaatsen van de hyperlinks derden (in vergaande mate) behulpzaam is, is in dit geval in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt te achten. In dit verband is van betekenis dat bezwaarlijk anders kan worden aangenomen dan dat Noordhoff c.s. doordat de uitwerkingen op internet zijn gepubliceerd en bereikbaar zijn gemaakt minder uitwerkingenboeken zullen verkopen en daardoor inkomsten derven. Dat zijn website voor [ Appellant ] een niet commerciële hobby is in welk kader hij belangeloos naar informatie zoekt die nuttig is voor zijn bezoekers en om leerlingen van dienst te zijn, neemt niet weg dat hij er aan meewerkt dat afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de uitwerkingenboeken door Noordhoff c.s. Dat Noordhoff c.s. zelf andere uitwerkingen openbaar maken mag zo zijn zij zijn daartoe als rechthebbende op de desbetreffende auteursrechten ook bij uitstek gerechtigd maar dat rechtvaardigt niet dat [ Appellant ] handelt zoals hij doet. Daarmee faalt ook grief VIII.

Slotopmerking

Dit arrest lijkt in lijn te zijn met andere uitspraken die zien op het faciliteren van auteursrechtinbreuk. Het faciliteren van auteursrechtinbreuk kan, bij een bepaalde mate van betrokkenheid, worden gekwalificeerd als onrechtmatig handelen.

Het zou interessant geweest zijn om te zien hoe het oordeel had geluid wanneer vast zou zijn komen te staan de uitwerkingen juist geen inbreuk vormden op de auteursrechten van de uitgevers, bijvoorbeeld omdat de docent de betreffende uitwerkingen zelf had gemaakt (zonder ontlenen van of kopieren uit de uitwerkingenboeken van de uitgevers). Naar mijn idee zou van auteursrechtinbreuk, noch onrechtmatig handelen in een dergelijke situatie sprake moeten zijn.