1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Klachtgerechtigde tuchtrecht Wet BIG

Tuchtrecht Wet BIG: wie is klachtgerechtigd?

Een recente uitspraak van het Centraal Tuchtcollege maakt duidelijk dat het in de praktijk niet altijd even eenduidig is wie 'rechtstreeks belanghebbende' is en in dat kader namens de patiënt een tuchtklacht kan indienen.
Leestijd 
Auteur artikel Wieke Pijl (uit dienst)
Gepubliceerd 08 juni 2018
Laatst gewijzigd 08 juni 2018

In de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) staat het bevorderen van de kwaliteit van de gezondheidszorg voorop. In dat kader vallen zorgverleners, die zijn ingeschreven in het BIG-register, onder het tuchtrecht. In een eerdere bijdrage heeft Marloes Hulshof uiteengezet hoe de aanvang van zo'n procedure eruit ziet, te beginnen met een in te dienen klaagschrift. In dit artikel wil ik ingaan op de vraag: wie mag er op grond van de Wet BIG een klacht indienen? Uit een recente uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: CTG) op 15 mei 2018 blijkt namelijk dat dit niet altijd duidelijk is. Niet bij de klagers, maar ook niet bij de (regionale) tuchtcolleges zelf.


Klachtgerechtigden in de Wet BIG
In artikel 65 lid 1 van de Wet BIG is geregeld wie er ‘klachtgerechtigd’ zijn, onderverdeeld in vier categorieën:
1. een rechtstreeks belanghebbende;
2. degene die een opdracht heeft verstrekt aan degene over wie wordt geklaagd (binnen een werkrelatie);
3. de werkgever van de beklaagde zorgverlener of de instelling waar hij of zij staat ingeschreven;
4. de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd i.o.

Ogenschijnlijk een overzichtelijke indeling. Toch blijken de grenzen aan ontvankelijkheid in de praktijk onscherp. Zo gaat het CTG in de hier besproken uitspraak uit van een andere uitleg van ‘rechtstreeks belanghebbende’ dan het Regionaal tuchtcollege dat de onderhavige klacht in eerste instantie behandelde. In algemene zin kan worden gesteld dat de rechtstreeks belanghebbende allereerst in ieder geval de patiënt zelf is. Daarnaast zijn, afhankelijk van de omstandigheden mogelijk de  ‘naaste betrekkingen’ (bijvoorbeeld ouders, kinderen of echtgenoot), nabestaanden of wettelijk vertegenwoordigers van de patiënt klachtgerechtigd alsook anderen met een rechtstreeks belang bij het oordeel van de tuchtrechter, zoals een patiëntenorganisatie. In de zaak waarin het CTG op 15 mei jl. uitspraak deed ging het om de vraag of de echtgenote van de patiënt klachtgerechtigd was.

Procedure bij het Regionaal Tuchtcollege
Op 27 juli 2016 werd er bij het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag (hierna: RTG) tegen een specialist ouderengeneeskunde (hierna: SO) een klaagschrift ingediend door de echtgenote (hierna: klaagster) van een patiënt. Klaagster had meerdere, uiteenlopende klachten over de SO, variërend van het tekortschieten in de medische behandeling tot een beschuldiging van mishandeling van de patiënt.


Het RTG heeft, alvorens op de klachten in te gaan, de ontvankelijkheid van klaagster beoordeeld. Klaagster was door een notariële akte sinds 2012 gevolmachtigd om de belangen van de patiënt te vertegenwoordigen. Na een reeks incidenten hebben de kinderen van de patiënt echter een verzoek tot ondercuratelestelling gedaan bij de rechtbank. Op basis daarvan heeft de kantonrechter op 27 juli 2016, de datum van indiening van het klaagschrift, een onafhankelijke derde als curator benoemd. Het RTG overweegt: “Het College verwerpt het beroep van verweerder [de SO] op de niet-ontvankelijkheid van klaagster. Verweerder stelt weliswaar terecht dat op de datum van ontvangst van de klacht, 27 juli 2016, de volmacht aan klaagster was komen te vervallen door de curatele die op dezelfde datum was ingegaan. Maar klaagster is als echtgenote - en eerste contactpersoon in de periode waarop de klacht betrekking heeft - ook zonder die volmacht klachtgerechtigd, nu patiënt zelf door zijn ziekte geen klacht kan indienen.” De RTG ziet, met andere woorden, de echtgenote van de wilsonbekwaam geachte patiënt als rechtstreeks belanghebbende. Alle klachten worden echter overigens ongegrond verklaard.

Oordeel Centraal Tuchtcollege
Klaagster is het niet eens met de afwijzing van haar klachten en gaat tegen de uitspraak van het RTG in beroep. Het CTG heeft vervolgens op zijn beurt een heel andere oordeel over de ontvankelijkheid van de echtgenote. Daarbij speelt voor het CTG mee dat de patiënt op de datum van indiening van de klacht onder curatele was gesteld.


In eerdere uitspraken heeft het CTG duidelijk uiteengezet dat, indien een patiënt niet in staat is zijn of haar “wil tot uitdrukking te brengen”, er namens de patiënt een klacht aanhangig kan gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Indien een ‘naaste betrekking’, zoals een echtgenoot, namens een patiënt een klacht indient, dan geldt daarbij als uitgangspunt dat het recht van de echtgenote om een klacht in te dienen niet op een eigen klachtrecht berust maar op het klachtrecht van de veronderstelde wil van de patiënt. Het is op dit punt dat de wettelijke vertegenwoordiger, zoals een curator, een rol krijgt. Er wordt immers vanuit gegaan dat de vertegenwoordiger de veronderstelde wil van de patiënt tot uiting brengt.


Het CTG is daarom dan ook in de onderhavige zaak van oordeel dat voor ontvankelijkheid in beroep “in ieder geval is vereist dat de curator van de patiënt - als zijn vertegenwoordiger in rechte - instemt met het beroep.” Nu niet was gebleken dat er van instemming van de curator sprake was, verklaart het CTG klaagster niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke beoordeling van de klachten komt het CTG daarmee niet meer toe.

Conclusie
Deze tuchtprocedure laat zien dat het niet altijd even eenduidig is wie er klachtgerechtigd is. Indien een patiënt wilsonbekwaam wordt geacht én een wettelijk vertegenwoordiger heeft, zal degene die namens de patiënt wil klagen de instemming van de vertegenwoordiger nodig hebben en moeten kunnen aantonen. Lukt dat niet, dan zal de klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn klacht.


Overigens beschrijft de uitspraak een aantal vervelende incidenten die zich hebben voorgedaan in de periode dat klaagster nog wél vertegenwoordiger was van de patiënt. Op enig moment is zelfs de politie betrokken. Daarmee wordt maar weer eens duidelijk hoe groot het belang van goede vertegenwoordiging is.


Hebt u vragen over het tuchtrecht of (wettelijke) vertegenwoordiging? Neem dan contact op met een van de advocaten van de sectie gezondheidszorg van Dirkzwager.