1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Medisch tuchtrecht en de grenzen van de vrijheid van meningsuiting – vervolg

Medisch tuchtrecht en de grenzen van de vrijheid van meningsuiting – vervolg

Ruim een jaar geleden signaleerden wij op deze kennispagina’s een interessante uitspraak van één van de regionale medisch tuchtcolleges over de begrenzing van de vrijheid van meningsuiting van een BIG-geregistreerd hulpverlener door de normen van het medisch tuchtrecht. In een uitspraak van 16 maart 2017 bevestigt en verfijnt het Centraal Tuchtcollege de uitspraak van zijn lagere collega.Ook volgens het Centraal Tuchtcollege moet een (kritisch) debat kunnen plaatsvinden over (in dit geval) he...
Leestijd 
Auteur artikel Tom van Malssen
Gepubliceerd 19 april 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Ruim een jaar geleden signaleerden wij op deze kennispagina’s een interessante uitspraak van één van de regionale medisch tuchtcolleges over de begrenzing van de vrijheid van meningsuiting van een BIG-geregistreerd hulpverlener door de normen van het medisch tuchtrecht. In een uitspraak van 16 maart 2017 bevestigt en verfijnt het Centraal Tuchtcollege de uitspraak van zijn lagere collega.

Ook volgens het Centraal Tuchtcollege moet een (kritisch) debat kunnen plaatsvinden over (in dit geval) het voorschrijven van bepaalde medicijnen en de rol van de farmaceutische industrie daarbij. In een dergelijk debat ‘behoort aan voor- en tegenstanders een ruime marge van spreken te worden gegund, waarbij niet past dat zij hun woorden telkens op een goudschaaltje zouden moeten wegen omdat de tuchtrechter steeds over hun schouder meekijkt.’

Wel doet het Centraal Tuchtcollege – mogelijk in het verlengde van het in beroep gevoerde debat, mogelijk ook in reactie op de consternatie die de uitspraak in eerste aanleg in het veld had veroorzaakt – een poging om de grenzen van de vrijheid van meningsuiting te verduidelijken die bij een dergelijk debat tuchtrechtelijk relevant zijn. Deze grenzen moeten volgens de hoogste medisch tuchtrechter worden gevonden in de gedragsregels van de KNMG (versie 3.1 - 2013).

De tuchtrechter verwijst expliciet naar de volgende drie gedragsregels:

I.5       De arts neemt de grenzen van zijn beroepsuitoefening in acht. Hij onthoudt zich van handelingen en uitspraken die gelegen zijn buiten het terrein van zijn eigen kennen en kunnen.

III.1     Een arts is ten opzichte van collegae en andere hulpverleners bereid tot openheid en communicatie over en evaluatie van zijn handelen, dit met inachtneming van zijn beroepsgeheim. Kritiek ten aanzien van een collega of collegae dient primair met de betrokken collega(e) te worden besproken. Zakelijke discussies in vakbladen moeten te allen tijde kunnen worden gevoerd.

V.1      Publiciteit voor en door artsen moet feitelijk, controleerbaar en begrijpelijk zijn.

Specifieke aandacht besteedt het Centraal Tuchtcollege aan het begrip ‘zakelijke discussie’ in gedragsregel III.1. Dit begrip dient volgens de tuchtrechter ‘niet te strikt’ te worden uitgelegd, met het oog op de belangen van de vrijheid van meningsuiting en van het stimuleren van meningsvorming binnen de beroepsgroep: ‘In het bijzonder een opiniërend debat kan’, aldus het Centraal Tuchtcollege, ‘met zich meebrengen dat betrokkenen woorden en stijlfiguren hanteren die niet altijd strikt zakelijk zijn.’ Onduidelijk blijft helaas wanneer onzakelijke taal en metaforen als expressie (althans in ieder geval als indicatie) van een onzakelijke discussie zouden moeten worden gezien.

De vraag is dan ook of BIG-geregistreerden met opiniërende neigingen (en klagers die aanstoot nemen aan die neigingen) nu beter weten waar ze aan toe zijn dan ruim een jaar geleden. De toekomst zal het vermoedelijk leren.