1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. NZa: verbeter controlemogelijkheden van zorgverzekeraars ten koste van de privacybescherming in de GGZ

NZa: verbeter controlemogelijkheden van zorgverzekeraars ten koste van de privacybescherming in de GGZ

Een huisarts kan alleen met toestemming van een patiënt diens gegevens uitwisselen met een huisartsenpost. Een psychiater mag niet zonder meer zijn beroepsgeheim doorbreken als hij vermoedt dat een cliënt zijn eigen kinderen mishandelt. Maar, een zorgverzekeraar is bevoegd om onbeperkt in de medisch dossiers van zijn verzekerden te grasduinen. Ook als hij geen enkele aanwijzing voor fraude heeft. Dit is de situatie die zal ontstaan als het aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ligt, zo blij...
Leestijd 
Auteur artikel Lieske de Jongh (uit dienst)
Gepubliceerd 07 januari 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een huisarts kan alleen met toestemming van een patiënt diens gegevens uitwisselen met een huisartsenpost. Een psychiater mag niet zonder meer zijn beroepsgeheim doorbreken als hij vermoedt dat een cliënt zijn eigen kinderen mishandelt. Maar, een zorgverzekeraar is bevoegd om onbeperkt in de medisch dossiers van zijn verzekerden te grasduinen. Ook als hij geen enkele aanwijzing voor fraude heeft. Dit is de situatie die zal ontstaan als het aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ligt, zo blijkt uit haar brief van 2 december jl. aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met als onderwerp “Rapport toezichtonderzoek cGGZ, vervolg Europsyche”.

 De NZa zegt in deze brief dat zij, net als in 2012, bij de uitvoering van haar toezichthoudende taken extra aandacht heeft besteed aan de curatieve Geestelijke Gezondheidszorg (cGGZ). In 2013 heeft dit intensieve toezicht ertoe geleid dat de NZa maar liefst drie (!) keer handhavend heeft op getreden tegen een ggz-instelling (ter vergelijking: de NZa heeft bijvoorbeeld twee keer handhavend opgetreden tegenover een AWBZ-instelling en drie keer tegenover drie tandartsen). De instellingen die het betreft zijn Stichting More, de Opvoedpoli en Stichting De Hoop. De naam van deze laatste stichting noemt de NZa in haar brief nog niet, omdat het handhavingsbesluit op dat moment nog niet openbaar was.

 De NZa is handhavend tegen Stichting More en haar bestuurder opgetreden, omdat zij zorg in rekening zouden hebben gebracht die in werkelijkheid niet is verleend. De Opvoedpoli heeft met een verwijzing naar het op haar rustende medisch beroepsgeheim zorgverzekeraar DSW geen inzage gegeven in de medische dossiers van haar patiënten (zie mijn eerdere artikel kennispagina). De NZa heeft de Opvoedpoli vervolgens onder dreiging van een dwangsom de verplichting opgelegd dit alsnog te doen (overigens zonder succes). Stichting De Hoop zou de verslaglegging van de verleende behandelingen niet op orde hebben, waardoor onduidelijk is of patiënten daadwerkelijk behandeld zijn voor (preventie van) alcoholmisbruik. Daarnaast zou naar het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg de kwaliteit van de zorgverlening niet voldoen. 

 Op grond van deze drie gevallen concludeert de NZa dat de geldende wet- en regelgeving schadelijk gedrag toelaat en dus aangepast, of in de woorden van de NZa, “versterkt” moet worden.

 De NZa is daarop voortvarend te werk gegaan en heeft haar eigen regelgeving inmiddels op een aantal onderdelen aanpast en daardoor meer ‘fraude-proof’ gemaakt. Zo heeft ze beter afgebakend welke beroepsbeoefenaars als hoofdbehandelaar op kunnen treden en welke verantwoordelijkheden deze hoofdbehandelaars hebben. Daarnaast bepalen de nieuwe NZa- regels dat een zorgaanbieder voortaan op zijn factuur moet vermelden wie als hoofdbehandelaar en wie als medebehandelaar zijn opgetreden.

 Alleen versterking van haar eigen regelgeving is volgens de NZa echter niet voldoende om de fraude in de GGZ met wortel en tak uit te roeien. Daarvoor zijn verstrekkender maatregelen nodig. Naast wijziging van regelgeving waardoor de screening van zorgaanbieders wordt aangescherpt, ziet de NZa vooral ook een oplossing in verschillende “systeemverbeteringen”.

 De meest verstrekkende ‘verbetering’ is de uitbreiding van de controlebevoegdheden van zorgverzekeraars “ten koste van de privacy bescherming in de cGGZ”, zoals de NZa dit zelf formuleert. Op dit moment is het uitvoeren van een controle volgens de NZa “te bewerkelijk”. Daarnaast zou fraude waarbij de zorgaanbieder samenspant met een verzekerde door een verzekeraar niet goed te bestrijden zijn. Het medisch beroepsgeheim en  de privacybescherming van alle patiënten in alle zorgsectoren zullen daarom volgens de NZa moeten wijken om effectievere fraudebestrijding in de curatieve GGZ mogelijk te maken.