1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Ongevalslocatie verlaten zonder melding aan de hulpdiensten; geen verzekeringsdekking

Ongevalslocatie verlaten zonder melding aan de hulpdiensten; geen verzekeringsdekking

Op 15 december 2023 is een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 juli 2023 gepubliceerd (ECLI:NL:RBNHO:2023:6718), waarin de rechtbank oordeelt dat er na een eenzijdig auto-ongeval geen dekking is op basis van de cascoverzekering. Redengevend is dat verzekerde de ongevalslocatie heeft verlaten en het ongeval pas bij de politie (en verzekeraar) heeft gemeld nadat niet langer onderzoek kon worden gedaan naar eventueel alcohol- of drugsgebruik. De kantonrechter oordeelt dat verzekerde daarmee heeft gehandeld in strijd met de mededelingsplicht die volgt uit de polisvoorwaarden en uit de wet (art. 7:941 BW).
Leestijd 
Auteur artikel Jesse van Spijk
Gepubliceerd 15 december 2023
Laatst gewijzigd 18 december 2023

 Feiten en omstandigheden

Op 16 juli 2022, omstreeks 05:30 uur, is eiseres betrokken geraakt bij een eenzijdig ongeval. Daarbij is eiseres met haar Audi A1 al rijdende op de A2 bij Eindhoven tegen een lantaarnpaal en vervolgens tegen de pijler van een matrixbord beland. De Audi A1 is conform de WAM verzekerd bij NH1816. Bij NH1816 is ook een cascoverzekering afgesloten.

Vast staat dat eiseres de nacht voorafgaand aan het ongeval de avond en nacht bij vrienden heeft doorgebracht. Na het ongeval heeft eiseres de plaats van het ongeval verlaten door mee te rijden met één van die desbetreffende vrienden.

Een persoon heeft diezelfde ochtend tegenover de politie verklaard dat hij getuige was van het ongeval. De getuige verklaart te hebben gezien dat eiseres contact had met de vriend bij wie eiseres is ingestapt en te hebben gehoord dat zij iets zeiden met de volgende strekking: “Stap maar uit schat en stap maar bij mij in, dan weet niemand wie er gereden heeft”.

Later op die dag (16 juli 2022) is het ongeval – niet door eiseres – telefonisch gemeld bij de politie en daarbij is gezegd dat eiseres de auto bestuurde. Eerst op 18 juli 2022 heeft eiseres het ongeval telefonisch gemeld bij NH1816. Op het schadeformulier heeft eiseres ingevuld: “Ik raakte in een slip”.

Eiseres beroept zich jegens NH1816 op de cascoverzekering en vordert een vergoeding ter hoogte van € 14.745,‑‑ (hierna: ‘de cascoschade’). NH1816 weigert dekking te verlenen, waarop eiseres de betreffende procedure start bij de kantonrechter.

De procedure bij de kantonrechter

In de procedure vordert eiseres dat de kantonrechter NH1816 veroordeelt tot betaling van de cascoschade op grond van de cascoverzekering. NH1816 stelt zich op het standpunt dat zij niet tot uitkering is gehouden omdat eiseres de medewerkingsplicht– die uit de wet (ex art. 7:941 BW) en uit de polisvoorwaarden voortvloeien – heeft geschonden en dat NH1816 daardoor in haar belangen is geschaad. Concreet verwijt NH1816 eiseres dat zij niet direct de politie en/of andere hulpdiensten heeft afgewacht, om zich in plaats daarvan pas de volgende dag bij de politie te melden.

De kantonrechter oordeelt dat het verweer van NH1816 slaagt. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat het bij verkeersongevallen zoals het onderhavige gebruikelijk is ‘ten spoedigste melding te doen bij de politie’. Die handelswijze ligt niet alleen voor de hand om ter plaatse de eerste noodzakelijke medische zorg te verkrijgen, maar ook omdat bij verkeersongevallen onderzoek naar ‘rijden onder invloed en/of drugs’ tot de verwachten mogelijkheden behoort. In het verlengde daarvan overweegt de kantonrechter:

“Deze algemeen bekende gang van zaken [het inlichten van hulpdiensten direct na een ongeval, JVS] dient ook de belangen van de verschillende bij verkeersongevallen indirect betrokken schadeverzekeraars (zoals NH1816) die met de afwikkeling van financiële schade zijn belast.” (rov. 5.2)

 De kantonrechter vervolgt door te constateren dat het verlaten van de ongevalslocatie en het later – meer dan 12 uur na het ongeval – pas melding maken van het ongeval bij de politie tot gevolg heeft dat het niet langer mogelijk is geweest te onderzoeken of eiseres ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol (e.d.) verkeerde. De uitkomst van de dekkingsvraag hangt in belangrijke mate samen met de resultaten van een alcoholtest, zodat NH1816 in haar redelijke belangen als schadeverzekeraar is geschaad.

Eiseres heeft stellig ontkend dat zij onder invloed verkeerde en heeft schriftelijke verklaringen overgelegd die haar ontkenning ondersteunen, maar dat is naar het oordeel van de kantonrechter in deze zaak onvoldoende om van doorslaggevend belang te kunnen zijn (in het voordeel van eiseres). De kantonrechter overweegt bovendien dat de dekkingsuitsluiting niet is gebaseerd op het (eventuele) alcoholgebruik, maar op het onmogelijk maken van de objectieve beantwoording van de vraag of er sprake was van alcoholgebruik. Ook de stelling van eiseres dat zij aldus heeft gehandeld omdat zij in shock zou hebben verkeerd, maakt het oordeel niet anders.

“Feit is en blijft dat objectief en deskundig onderzoek naar de handelswijze van eiseres achterwege is gebleven. Eiseres heeft in dit geval de belangen van NH1816 niet geschonden door al dan niet dronken achter het stuur te zitten, maar door objectieve beantwoording van de vraag óf dat zo was, onmogelijk te maken.” (rov. 5.5.)

Kortom, eiseres heeft de mededelingsplicht geschonden die voortvloeit uit de wet en uit de polisvoorwaarden, zodat een uitsluitingsgrond van toepassing is en NH1816 niet gehouden is dekking te verlenen.

Bovendien oordeelt de kantonrechter – op het tegenverzoek van NH1816 – dat NH1816 op de voet van artikel 15 lid 1 WAM regres kan nemen op eiseres voor de schade die NH1816 (op grond van de WAM, artikel 6) dient te vergoeden aan Rijkswaterstaat vanwege de schade aan het matrixbord. Het regresrecht op de eigen verzekerde van artikel 15 WAM komt in beeld nadat vaststaat dat de verzekeraar een uitkering heeft moeten doen aan een derde (op grond van de WAM), terwijl er op grond van de polis geen dekking bestaat in relatie tot de eigen verzekerde. Uit het voorgaande oordeel blijkt (vanzelf) dat die situatie zich in dit geval voordoet.

 Belang voor de (rechts)praktijk

Uit het vonnis van de rechtbank Noord-Holland blijkt dat het enkele feit dat een verzekerde het onmogelijk heeft gemaakt verifieerbare informatie te verkrijgen die van belang is voor het beoordelen van de dekking er (al) toe kan leiden dat de dekking wordt ontzegd op basis van strijd met de mededelings-/medewerkingsplicht van artikel 7:941 BW dan wel de verzekeringspolis.

Concluderend is het voor verzekerden dus zeer van belang dat zij zich na een ongeval – waarvoor zij later een claim willen indienen – toetsbaar opstellen; op straffe van volledige dekkingsuitsluiting (vgl. art. 7:941 lid 5 BW).