De voorzieningenrechter wijst erop dat het besluit tot instemming van het saneringsplan geen voorschrift kent dat de verplichting inhoudt om na de sanering een grondwateronderzoek uit te voeren. De voorzieningenrechter overweegt echter dat in het saneringsplan, dat deel uitmaakt van het besluit tot goedkeuring van het saneringsplan, is opgenomen dat ter verificatie een grondwateronderzoek zal plaatsvinden. Bovendien geeft de voorzieningenrechter aan dat op grond van artikel 39c van de Wet bodembescherming degene die de bodem heeft gesaneerd daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk verslag moet doen. Het bestreden besluit kent overigens ook een voorschrift dat de saneerder of degene die de sanering feitelijk uitvoert een dergelijk verslag aan het bevoegd gezag moet voorleggen. Daarmede is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter verzekerd dat het grondwateronderzoek ter verificatie of de sanering naar behoren heeft plaatsgevonden, ook daadwerkelijk zal plaatsvinden.
Conclusie
De voorschriften bij een besluit goedkeuring saneringsplan behoeven niet uitputtend te zijn. Indien het saneringsplan, dat deel uitmaakt van het besluit tot goedkeuring van het saneringsplan, vermeldt dat een onderzoek nog zal plaatsvinden en dat van de sanering schriftelijk verslag gedaan moet worden, hetgeen ook in de Wet bodembescherming staat vermeld, is dat voldoende waarborg.