Pensioen bij overnames: overgang van premieschulden

27 september 2021
In de blogreeks pensioen bij overnames gaan wij in op de verschillende pensioenrechtelijke aspecten die aan bod komen bij een fusie of overname. Het wettelijke regime en het belang van boekenonderzoek zijn hierbij al de revue gepasseerd.
Frédérique Hoppers
Frédérique Hoppers
Advocaat - Partner
In dit artikel

In deze vierde blog uit de reeks gaan wij in op het bestaan van premieschulden bij de vervreemder, en of die bij een overname mee over gaan naar de verkrijger. Met andere woorden: kan een pensioenuitvoerder aankloppen bij de verkrijger voor de niet (of te laat) betaalde pensioenpremies?

De vraag of premieschulden mee over gaan van de vervreemder naar de verkrijger, bij een overgang van onderneming, houdt verband met de vraag of artikel 7:663 en 7:664 BW (zoals besproken in blog 2) derdenwerking toekomt. Derdenwerking houdt in dat de verkrijger zich bijvoorbeeld op de pensioenuitzonderingen van 7:664 lid 1 BW kan beroepen tegenover een pensioenfonds, de derde, zodat de premieschulden niet mee overgaan.

Vervreemder en verkrijger aangesloten bij hetzelfde bedrijfstakpensioenfonds

Het GOM-arrest is het arrest dat als basis wordt gebruikt in (wetenschappelijke) artikelen omtrent de mogelijkheid voor een pensioenfonds om achterstallige pensioenpremies te vorderen. De regel die uit het GOM-arrest kan worden gehaald is dat bij een overgang van onderneming een bedrijfstakpensioenfonds een zelfstandig vorderingsrecht heeft jegens de verkrijger wanneer zowel de vervreemder als de verkrijger bij hetzelfde bedrijfstakpensioenfonds aangesloten zijn. De wettelijke grondslag hiervoor is volgens de Hoge Raad gelegen in artikel 7:663 BW en artikel 7:664 lid 2 BW. Op grond van artikel 7:664 lid 2 BW (aan de orde, vanwege de aansluiting bij een en hetzelfde bedrijfstakpensioenfonds) zijn namelijk de uitzonderingen van 7:664 lid 1 BW niet van toepassing, en blijft de hoofdregel van artikel 7:663 BW daarom gelden.

Premieachterstanden

In het geval de vervreemder en verkrijger bij hetzelfde bedrijfstakpensioenfonds zitten, kunnen naar verwachting in lijn met het GOM-arrest premieachterstanden van de vervreemder dus mee over gaan naar de verkrijger. Het is niet helemaal duidelijk of dit oordeel gebaseerd is op de gedachte dat aan de bewuste wetsbepaling derdenwerking toekomt, of dat dit oordeel gewoon een logisch gevolg is van het gegeven dat voor de verkrijger exact hetzelfde uitvoeringsreglement met bijbehorende pensioenpremieplicht geldt.

Vervreemder en verkrijger zijn NIET aangesloten bij hetzelfde bedrijfstakpensioenfonds

Naar aanleiding van het GOM-arrest is er tevens onduidelijkheid gerezen over de vraag of een pensioenuitvoerder dit zelfstandige vorderingsrecht op een verkrijger ook heeft wanneer de verkrijger niét bij hetzelfde bedrijfstakpensioenfonds zit. Daartoe zijn twee situaties te onderscheiden:

  1. De verkrijger kent een eigen pensioenregeling, bijvoorbeeld bij een (ander) bedrijfstakpensioenfonds of een verzekeraar;
  2. De verkrijger kent geen eigen pensioenregeling.


Vermoedelijk hoeft de verkrijger in de eerste situatie niet te vrezen voor de overgang van de premieschuld. De verkrijger kan in dat geval namelijk wellicht een beroep kan doen op de uitzonderingen van artikel 7:664 lid 1 BW jegens de pensioenuitvoerder.

In de tweede situatie doet de pensioenuitzondering zich niet voor. De vervolgvraag is dan of artikel 7:664 lid 1 BW daadwerkelijk derdenwerking heeft. Zoals hierboven aangestipt, is deze vraag nog niet expliciet beantwoord. In een eerdere bijdrage in het tijdschrift 'Arbeidsrechtelijke Annotaties, 2016 (10) 2/BJu' van Frédérique Hoppers is dit vraagstuk uitgebreid geanalyseerd.

Premieclaim

Werkgevers doen er verstandig aan de discussie niet enkel te beperken tot de vraag of derdenwerking aan de orde is. Ook een beroep op verjaring zou soelaas kunnen bieden. Het is voor werkgevers die zich geconfronteerd zien met een premieclaim van een pensioenuitvoerder over het verleden, zeker van belang om na te gaan of de claim niet verjaard is. Dit verjaringsvraagstuk krijgt veel aandacht in de rechtspraak, waarover wij eerder een bijdrage hebben geschreven.

Tip!: Nu er nog onzekerheid heerst over de derdenwerking van de bewuste pensioenartikelen bij overgang van onderneming en of een vordering wel of niet verjaard is, is het des te belangrijker om een goed boekenonderzoek uit te voeren en hier in het overnamecontract aandacht aan te besteden.

Gerelateerd

Wtp‑keuzes voor werkgevers: beslissingen om nu vast te leggen

De Wet toekomst pensioenen (Wtp) dwingt werkgevers hun pensioenregelingen fundamenteel te herzien. Dit betekent dat er in de praktijk meerdere keuzemomenten...

De pensioentransitie: hoe werkt de compensatieplicht van de werkgever?

De overgang naar het nieuwe pensioenstelsel kan leiden tot nadeel voor bepaalde groepen werknemers, met name voor 45-plussers. Zij zagen in het oude stelsel...

Zo werkt het nieuwe nabestaandenpensioen

Het nabestaandenpensioen is een cruciaal onderdeel van de pensioenregeling. Het biedt financiële zekerheid aan partners en kinderen wanneer een werknemer...

Pensioenfonds in de Wtp. Invaren, vlakke premie en gevolgen voor werkgevers

Ook voor pensioenfondsen heeft de Wet toekomst pensioenen (Wtp) ingrijpende gevolgen. De kern: de oude middelloonregelingen verdwijnen en maken plaats voor een...

Verzekerde pensioenregeling onder de Wtp. Kosten, vlakke premie en keuzes

Met de komst van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) verandert ook het ouderdomspensioen dat werkgevers via een verzekeraar hebben ondergebracht. Dit artikel gaat...

Het nieuwe pensioenstelsel: wat u nu al moet regelen voor 2028

Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking getreden. Daarmee is een omvangrijke pensioentransitie gestart, die uiterlijk op 1 januari 2028...
No posts found