1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Rechters geven gemeenten meer ruimte voor aanpak fraude onder de Wmo (i)

Rechters geven gemeenten meer ruimte voor aanpak fraude onder de Wmo (I)

Uit de rechtspraak blijkt dat gemeenten steeds meer ruimte nemen en krijgen op fraude met declaraties aan te pakken. Wij spreken drie recente uitspraken die in dit kader aandacht verdienen.
Leestijd 
Auteur artikel Ralph Tak
Gepubliceerd 23 juli 2020
Laatst gewijzigd 24 juli 2020

Zowel de bestuursrechters als de civiele rechters geven gemeenten in toenemende mate meer ruimte om fraude in het sociaal domein aan te pakken. Daarmee wordt het voor gemeenten steeds makkelijker om geld terug te vorderen bij zorgaanbieders die zorg op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 leveren. Wij bespreken hier eerst de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep die zich binnen een bestuursrechtelijk kader afspeelt. 

De Centrale Raad van Beroep heeft in de eerste zaak kort samengevat het besluit van de gemeente om verstrekte pgb’s en maatwerkvoorzieningen terug te vorderen bij een zorgaanbieder als gevolg van fraude, in stand gelaten. Hiermee is de deur voor gemeenten opengezet om via een - toch wel laagdrempelige - bestuursrechtelijke (invorderings-)procedure zorggelden besteed in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) terug te vorderen. Het pad dat de gemeente Zwolle in deze zaak heeft bewandeld  is er zeker een dat meer gemeenten in de toekomst zullen proberen te volgen. In deze blog leggen wij uit welke besluit de gemeente heeft genomen hoe de bestuursrechter hierover heeft geoordeeld.

Regels in de Wmo voor terugvordering

De Wmo kent om te beginnen maar één mogelijkheid voor gemeenten om de kosten te verhalen wanneer zij een besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget intrekt. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 2.4.1, eerste lid, van de Wmo. Op grond van dit artikel kunnen gemeenten de geldswaarde terugvorderen van ten onrechte verstrekte maatwerkvoorzieningen of van persoonsgebonden budgetten indien de toekenningsbesluiten die daaraan ten grondslag lagen zijn ingetrokken omdat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. Randvoorwaarde voor de mogelijkheid van kostenverhaal is dat de onjuist of onvolledige gegevensverstrekking opzettelijk heeft plaatsgevonden. Opvallend aan dit systeem is het feit dat gemeenten geen gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid indien zij maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten om andere redenen intrekken. Bijvoorbeeld omdat de cliënt niet voldoet aan de voorwaarden gesteld bij verstrekking van de maatwerkvoorziening, of omdat het verstrekte pgb voor een ander doel is gebruikt dan voor het inkopen van zorg.         

Terugvordering bij zorgaanbieder, niet de cliënt

Ook op opvallend is dat artikel 2.4.1 van de Wmo gemeenten de mogelijkheid geeft om de met de voorziening of het pgb samenhangende kosten te verhalen bij de cliënt ‘en van degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend’. In het voorliggende geval gebruikt de gemeente Zwolle deze zinsnede als aanknopingspunt om het geld terug te halen bij de zorgaanbieder. De reden dat de gemeente het geld terughaalt bij de zorgaanbieder en niet bij de cliënt is dat, zo blijkt uit de uitspraak, de cliënt onder druk en dwang van de zorgaanbieder heeft gehandeld. Hoewel wij ons de beweegredenen van de gemeente in dit geval goed kunnen voorstellen, zal het vaker voorkomen dat gemeenten bij zorgaanbieders hun geld terughalen. Het is immers de zorgaanbieder die doorgaans het geld opstrijkt en in het geval dat gefraudeerd is bij meer cliënten zal het aantrekkelijker zijn om de zorgaanbieder aan te spreken.

Hierbij hoort wel gelijk de belangrijkste kanttekening. De weg naar terugvordering bij  de zorgaanbieder is er niet een zonder hobbels. Het succesvol invorderen van geld in het kader van een verstrekte voorziening of een pgb vereist dat de gemeente aannemelijk maakt dat de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden én dat de gemeente aantoont dat de zorgaanbieder opzettelijk haar medewerking heeft verleend. Opzet vereist dat vast staat dat willens en wetens onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt. In het geval dat sprake is van fraude zal het opzetvereiste aan de zijde van de cliënt de meeste problemen opleveren. Deze verkeert immers regelmatig in onwetendheid, bijvoorbeeld omdat hij de aanlevering van de gegevens in de praktijk aan de zorgaanbieder heeft overgelaten of met diens hulp doet.    

Bestuursrechtelijke weg

Het terugvorderen van geld dat bij onterecht geleverde maatwerkvoorzieningen of pgb’s is verstrekt via artikel 2.4.1 van de Wmo is een interessante route voor gemeenten. Bestuursrechtelijke procedures zijn immers laagdrempelig van aard en procesrechtelijk zijn deze vaak eenvoudiger en toegankelijker. Bovendien kunnen gemeenten zelf via invorderingsbesluiten deze procedures inleiden en kan een dagvaardingsprocedure als gevolg van een vordering uit onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking, vermeden worden. Interessant daarbij zal met name het kader zijn waarbinnen de verschillende bestuursrechters invulling gaan geven aan het begrip opzet en wanneer een gemeente dit dan in voldoende mate heeft aangetoond.