1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Rekening-courantvordering aandeelhouder achtergesteld

Rekening-courantvordering aandeelhouder achtergesteld

In 2010 verscheen een interessante uitspraak op grond waarvan een vordering van een meerderheidsaandeelhouder uit hoofde van een rekening-courantverhouding moest worden gekwalificeerd als een achtergestelde vordering. Er werd geoordeeld dat onder bijzondere omstandigheden aanleiding kan zijn om een vordering, ondanks het feit dat deze niet contractueel is achtergesteld, ten opzichte van andere crediteuren achtergesteld te behandelen. In deze uitspraak waren de partijen gerelateerd aan een won...
Leestijd 
Auteur artikel Louis Houwen
Gepubliceerd 07 januari 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In 2010 verscheen een interessante uitspraak op grond waarvan een vordering van een meerderheidsaandeelhouder uit hoofde van een rekening-courantverhouding moest worden gekwalificeerd als een achtergestelde vordering. Er werd geoordeeld dat onder bijzondere omstandigheden aanleiding kan zijn om een vordering, ondanks het feit dat deze niet contractueel is achtergesteld, ten opzichte van andere crediteuren achtergesteld te behandelen. In deze uitspraak waren de partijen gerelateerd aan een woningstichting, maar het hier behandelde geval kan zich in vergelijkbare zin zeker ook bij andere bedrijfssectoren en (rechts)vormen voordoen.

Dat zal in het bijzonder het geval zijn wanneer het gaat om een vordering van een controlerend aandeelhouder en de vordering moet worden aangemerkt als informele kapitaalverschaffing. Zowel de wijze van financiering als de onderlinge verwevenheid tussen aandeelhouder en schuldenaar is daarbij van belang.

In dit geval (Rechtbank Breda 7 juli 2010, JOR 2010/293) was de (indirect) controlerend aandeelhouder een stichting die onderhoudsdiensten leverde aan een woningstichting en een aantal andere partijen. Voorheen maakte deze onderhoudsdienst direct onderdeel uit van die woningstichting. Op enig moment is besloten dat de stichting ook commerciële activiteiten zou gaan verrichten voor derden en voor dat doel is een BV opgericht, waarvan de aandelen via een tussenholding volledig in handen waren van de stichting.

Ter uitvoering van die commerciële activiteiten heeft de stichting aan de BV personen, materieel en materialen ter beschikking gesteld. De daardoor ontstane vordering van de stichting op de BV is geboekt in rekening-courant. De stichting is enkele jaren daarna op eigen verzoek failliet verklaard. Enkele dagen daarna is ook de BV failliet verklaard. Doordat de stichting feitelijk financiering verstrekte aan de BV (door alle werknemers, materieel en materialen ter beschikking te stellen) kon de BV niet meer voldoen aan haar lopende verplichtingen aan derden.

De stichting had een forse vordering in rekening-courant opgebouwd. De curator van de stichting heeft deze vordering als concurrente vordering ingediend bij de curator van de BV. Die betwiste echter het concurrente karakter van de vordering van de stichting en stelde zich (onder andere) op het standpunt dat de rekening-courantvordering dient te worden gekwalificeerd als informeel kapitaal en dient te worden achtergesteld bij de overige concurrent crediteuren.

De rechtbank was van mening dat er onder bijzondere omstandigheden aanleiding kan zijn om een vordering, ondanks het feit dat deze niet contractueel is achtergesteld, ten opzichte van andere concurrente crediteuren achtergesteld te behandelen. Dit zal in het bijzonder het geval zijn wanneer het gaat om een vordering van een controlerend aandeelhouder en de vordering moet worden aangemerkt als informele kapitaalverschaffing. Volgens de rechtbank was van dit laatste sprake en daarnaast was ook sprake van een grote verwevenheid tussen de stichting en de BV. De stichting had namelijk volledig inzicht in en zeggenschap over het beleid van haar dochter en zij bemoeide zich ook met dat beleid. Feitelijk was er sprake van één organisatie, hetgeen ook bleek uit het feit dat het faillissement van de stichting leidde tot het faillissement van de BV.

De rechtbank overwoog verder nog dat het in strijd met redelijkheid en billijkheid zou zijn als een controlerend aandeelhouder die de vennootschap heeft opgericht, de volledige controle binnen de vennootschap heeft gehad en haar in stand heeft gehouden via een financiering in rekening-courant, in geval van faillissement van de vennootschap zou meedelen in de opbrengst van de boedel  op gelijke wijze als concurrente crediteuren.