1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Verkenning toepassing Governancecode Zorg 2017

Verkenning toepassing Governancecode Zorg 2017

Op 1 januari 2017 introduceerde de Brancheorganisaties Zorg (BoZ) de Governancecode Zorg 2017 (de Code) als opvolger van de Zorgbrede Governancecode 2010 (ZG 2010). Dit blog gaat in op de veldverkenning die is uitgevoerd naar de werking en toepassing van de Governancecode Zorg.
Leestijd 
Auteur artikel Charlotte Perquin-Deelen
Gepubliceerd 03 april 2020
Laatst gewijzigd 03 april 2020

Op 1 januari 2017 introduceerde de Brancheorganisaties Zorg (BoZ) de Governancecode Zorg 2017 (de Code) als opvolger van de Zorgbrede Governancecode 2010 (ZG 2010). De Code beoogt een instrument te bieden voor een goede inrichting van de governance in de zorgsector (1). Om de kwaliteit, kennis en innovatie van de Code en van governance in de zorgsector in het algemeen te bevorderen, heeft de BoZ een Governance Innovatie- en Adviescommissie (IAC) ingesteld. De IAC bestaat uit vertegenwoordigers vanuit de branches, de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders in Zorg en Welzijn (NVTZ), de Nederlandse Vereniging van Bestuurders in de Zorg (NVZD) en cliënten. Deze commissie heeft een ‘veldverkenning’ uitgevoerd naar de toepassing van de Code in de eerste twee jaar van zijn bestaan en heeft haar bevindingen neergelegd in het rapport Good Governance: een gezamenlijke opgave (het rapport)(2). Dit blog gaat in op de belangrijkste analyses en adviezen uit het rapport.

 

De Governancecode Zorg 2017

De Code is gebaseerd op zeven principes die zijn uitgewerkt in bepalingen of gedragsregels die de meer concrete toepassing van het principe beschrijven. De principes bestrijken terreinen binnen de zorgorganisatie. Dat zijn goede zorg, normen en waarden, invloed van belanghebbenden, inrichting van de governance, goed bestuur, verantwoord toezicht en permanente ontwikkeling. Sommige gedragsregels behorend bij een principe zijn dwingend van aard (‘pas toe’), van andere bepalingen mag worden afgeweken (‘pas toe of leg uit’). Bij een aantal gedragsregels wordt juist bij toepassing om uitleg gevraagd (‘pas toe én leg uit’). De Code creëert een systeem van zelfregulering, maar dat betekent allerminst dat zorginstellingen op geen enkele wijze aan de Code gebonden zijn. Zo hebben vrijwel alle brancheorganisaties in de zorg naleving van de codebepalingen als statutaire lidmaatschapsverplichting geformuleerd (3) en hanteren zorgverzekeraars naleving van de Code als inkoopvoorwaarde. Ook doet de Governancecommissie Gezondheidszorg uitspraken waaraan brancheorganisaties zich doorgaans conformeren en die ook in de civiele rechtspraak betekenis kunnen hebben (4). De codebepalingen dienen daarnaast onder meer als leidraad voor de rechter bij de beoordeling of sprake is van (on)behoorlijk bestuur, wanbeleid of strijd met de redelijkheid en billijkheid (5).

 

Analyses en adviezen IAC

Om te bepalen welke governancethema’s relevant waren om nader te onderzoeken, heeft de IAC besloten een veldverkenning uit te voeren. Via de brancheorganisaties zijn bestuurders en leden van raden van toezicht, ondernemingsraden en cliëntenraden uitgenodigd om deel te nemen. Het rapport beoogt een beeld te schetsen van de belangrijkste thema’s die spelen in de sector. Het onderzoek bestond uit twee delen. Allereerst een digitale inventarisatie en ten tweede vijf verdiepende rondetafelgesprekken met vertegenwoordigers van verschillende gremia en branches. Uit de digitale inventarisatie kwamen vijf hoofdthema’s naar voren die door het veld het meest relevant werden geacht en die als leidraad dienden voor de rondetafelgesprekken. Het betreft (I) de kwaliteit van zorg; (II) draagvlak versus draagkracht; (III) verantwoord toezicht; (IV) dilemma van regels versus reflectie; en (V) samenwerkingsverbanden en inrichting van de governance. Positief is dat er veel interesse was vanuit het veld voor het thema governance en de Governancecode Zorg. De Code lijkt ook in geval van dilemma’s enige sturing te geven aan de instellingen. Toch zijn er enkele zorgwekkende bevindingen van de IAC. Ik bespreek hier (I) vormgeven van de naleving; (II) gebrek aan kennis; en (III) samenwerkingsverbanden.

I. Vormgeven van naleving

Allereerst blijkt dat zorgaanbieders zich nog in een beginstadium bevinden van toepassing van de Code, waardoor naleving van de Code een zoektocht kan zijn. Deze zoektocht kan mede gecompliceerd worden door het feit dat onduidelijkheid bestaat over het ‘pas toe en leg uit’-principe. Op grond van de ZG 2010 was enkel uitleg geboden bij afwijking van gedragsbepalingen. In welke gevallen onder de huidige Code zowel toepassing als uitleg vereist is en aan welke voorwaarden deze uitleg moet voldoen, is echter niet altijd helder. Het creëren van meer handvatten bij de vraag hoe de Code gebruikt moet worden, zoals tools en voorbeelddilemma’s, is dus gewenst. Onderwerp van discussie kan zijn welke rol hierbij is weggelegd voor de BoZ, de IAC en de individuele brancheorganisaties.

II. Gebrek aan kennis

Ten tweede blijkt dat met name ondernemingsraden en cliëntenraden over geringe kennis beschikken wat betreft deugdelijk bestuur in het algemeen en de Code in het bijzonder. Dit terwijl de ondernemingsraden en de cliëntenraden belangrijke bevoegdheden krijgen toegekend in de Code. Er klinkt een pleidooi voor betere scholing van deze gremia. In dit kader kan ook van belang zijn dat de Code meer (informele) dialoog op meer gelijkwaardig niveau bevordert tussen bestuur, toezicht en medezeggenschap. Deze dialoog kan gaan over de onderlinge verhoudingen en bevoegdheden van de verschillende gremia, maar bijvoorbeeld ook over de verhouding tussen maatschappelijke belangen en het organisatiebelang. Het aangaan van het gesprek kan bijdragen aan het creëren van draagvlak en vertrouwen.

III. Samenwerkingsverbanden

Ten derde biedt de Code, naar het oordeel van de IAC, onvoldoende handvatten op het gebied van governance bij samenwerkingsverbanden in de zorg. Het UMC – het samenwerkingsverband tussen een academisch ziekenhuis en een medische faculteit – is het enige type samenwerking waaraan de Code aandacht besteedt. Dit terwijl de sector ook andersoortige samenwerkingsconstructies kent zoals regionale netwerken, joint ventures en coöperaties. Aannemelijk is bovendien dat het aantal samenwerkingsverbanden binnen de zorg in de toekomst zal toenemen, omdat de zorgspecifieke fusietoets aangescherpt wordt (6). Daardoor kan een samenwerking meer voor de hand komen te liggen dan een fusie. In dat licht is het van belang dat duidelijkheid ontstaat over vragen omtrent (on)mogelijkheden, verantwoordelijkheid, inrichting van de governance en besluitvorming binnen dergelijke constructies.

 

Reactie Brancheorganisatie Zorg

De BoZ heeft gereageerd op het rapport van de IAC en onderschrijft het grootste deel van de aanbevelingen. Ze wil de mogelijkheden van een toolkit onderzoeken, de zichtbaarheid van de verbinding tussen nieuwe wet- en regelgeving en de Code verbeteren en nadere handvatten geven voor samenwerkingsverbanden in de zorg. Voor de scholing van de medezeggenschapsorganen en het bestuur en toezicht wordt verwezen naar de NVTZ en de NVZD, omdat die reeds een scholingsaanbod hebben voor bestuurders en toezichthouders.

 

Conclusie

Er heerst kortom bij zorginstellingen – met name bij de medezeggenschapsorganen – de nodige onduidelijkheid over toepassing van de Code. Ook roept governance bij samenwerkingsverbanden in de sector de nodige vragen op. Op dit vlak zal de Code doorontwikkeld moeten worden, waarvoor de principes een goed startpunt bieden. Gelet op de sanctioneringsmechanismen bij niet juiste naleving van de Code is duidelijkheid wenselijk. De BoZ en de individuele brancheorganisaties kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het scheppen van meer duidelijkheid.

 

Dit blog is een verkorte versie van een onlangs verschenen actualiteit in Tijdschrift Ondernemingsrecht. Zie voor het volledige artikel: C.F. Perquin-Deelen, ‘Verkenning toepassing Governancecode Zorg 2017’, Ondernemingsrecht 2020/24, (p. 120-122).

 

Voetnoten

(1) Governancecode Zorg 2017, p. 5.

(2) IAC, Good governance: een gezamenlijke opgave, 2019.

(3) W.J. Oostwouder & F.L. Leijdesdorff, ‘De Governancecode Zorg 2017: Wondermiddel, doekje voor het bloeden of een geschikt instrument?’, O&F 2017/01, p. 35; F.E. Keijzer, ‘Governancecodes in permanente ontwikkeling’, TvOB 2019/4, p. 122.

(4) L.G.H.J. Houwen, ‘Handhaving van governancecodes: de vrijblijvendheid voorbij?’, TvOB 2019/2, p. 49-50. Bijvoorbeeld over thema’s als belangenverstrengeling en zittingsduur van functionarissen. Zie hier het register. 

(5) L.G.H.J. Houwen, 'Normen en morele waarden van de Governancecode Zorg', Ondernemingsrecht 2020/3.

(6) Kamerbrief over ontwikkelingen fusietoezicht in de zorg, 22 oktober 2018, p. 2.