1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Wetsvoorstel Wmcz (4): medezeggenschapsregeling en advies- en instemmingsrechten

Wetsvoorstel Wmcz (4): medezeggenschapsregeling en advies- en instemmingsrechten

In de vorige bijdrage heb ik stilgestaan bij de vraag wie in de nieuwe wet wanneer een formele cliëntenraad in moet richten.MedezeggenschapsregelingAls deze vraag is beantwoord, dient de instelling in kwestie in overleg met de betreffende cliëntenra(a)d(en) een zogenaamde ‘medezeggenschapsregeling’ op te stellen. Als er (nog) geen cliëntenraad is of als de zittende cliëntenraad ‘niet functioneert’, wordt de rol van de cliëntenraad waargenomen door een ‘representatief te achten delegatie van c...
Leestijd 
Auteur artikel Tom van Malssen
Gepubliceerd 02 januari 2018
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In de vorige bijdrage heb ik stilgestaan bij de vraag wie in de nieuwe wet wanneer een formele cliëntenraad in moet richten.

Medezeggenschapsregeling

Als deze vraag is beantwoord, dient de instelling in kwestie in overleg met de betreffende cliëntenra(a)d(en) een zogenaamde ‘medezeggenschapsregeling’ op te stellen. Als er (nog) geen cliëntenraad is of als de zittende cliëntenraad ‘niet functioneert’, wordt de rol van de cliëntenraad waargenomen door een ‘representatief te achten delegatie van cliënten of hun vertegenwoordigers’ of een ‘representatief te achten organisatie van cliënten’.

Blijkens de Memorie van Toelichting is de medezeggenschapsregeling een samensmelting van de bestaande instellingsbesluiten en samenwerkingsovereenkomsten. Het wetsvoorstel bepaalt dan ook dat in de medezeggenschapsregeling onderwerpen moeten zijn geregeld als het aantal leden van de cliëntenraad, de wijze van benoeming en ontslag, welke personen tot lid kunnen worden benoemd, de zittingsduur van de leden, de taken en bevoegdheden van iedere afzonderlijke cliëntenraad, en de wijze van informatieverstrekking aan cliëntenraden.

De instelling heeft bovendien de instemming nodig van de cliëntenra(a)d(en) voor vaststelling en wijziging van de medezeggenschapsregeling. Als er (nog) geen (functionerende) cliëntenraad is, dient instemming te worden verkregen van de reeds genoemde ‘representatief te achten delegatie van cliënten of hun vertegenwoordigers’ of van een ‘representatief te achten organisatie van cliënten’.

Bestaande instellingsbesluiten en samenwerkingsovereenkomsten dienen binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet te worden omgekat in een medezeggenschapsregeling in de zin van de nieuwe wet. Ook hiervoor geldt het instemmingsrecht van cliëntenra(a)den respectievelijk cliëntendelegaties of -organisaties.

Dit instemmingsrecht betekent onder de streep niets meer of minder dan dat cliëntenraden straks rechtstreeks zeggenschap krijgen over een onderwerp – de inrichting van cliëntmedezeggenschap – waarvoor uitsluitend de instelling de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt. Sterker nog: dat het straks primair de geen bestuurlijke verantwoordelijkheid dragende cliëntenraden zijn die kunnen bepalen hoe de medezeggenschap binnen de instelling wordt ingericht.

Besluit de cliëntenraad namelijk om zijn instemming aan de medezeggenschapsregeling te onthouden, dan kan de regeling uitsluitend worden vastgesteld op de wijze zoals door de instelling beoogd als de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (LCvV) alsnog ‘toestemming’ verleent. Deze toestemming zal echter slechts worden gegeven als de weigering van de cliëntenraad – zeer marginaal getoetst – ‘onredelijk’ is.

Ik acht nagenoeg uitgesloten dat de LCvV vervangende toestemming zal geven aan een medezeggenschapsregeling waarin de instelling bijvoorbeeld bepaalde elementen in de profielschets voor kandidaten wil hebben en de uiteindelijke benoeming van cliëntenraadsleden door de zorgaanbieder wil laten plaatsvinden, terwijl de cliëntenraad hier niks van wil weten omdat daarmee kritische medezeggenschap monddood wordt gemaakt of de onafhankelijkheid van de cliëntenraad niet meer zal zijn geborgd (zie in dit kader ook pp. 47-48 Memorie van Toelichting).

Dit betekent feitelijk dat, niettegenstaande alle expliciete beweringen in de Memorie van Toelichting van het tegendeel, de cliëntenraad wel degelijk een ‘vetorecht’ krijgt op een aantal belangrijke besluiten waarvoor hij geen enkele bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt. De Memorie van Toelichting zelf stelt dit ook indirect (p. 20-21), door te overwegen dat gebruikmaking van het toetsingscriterium bij instemmingsrechten ‘directe zeggenschap’ van de cliëntenraad impliceert. Iedereen die wel eens een kritisch kijkje in de overlegkeuken van veel zorginstellingen heeft genomen, weet dat dit een zeer onwenselijke situatie is.

Instemmings- en adviesrechten

Ook een aantal van de bestaande verzwaard adviesrechten wordt omgezet in instemmingsrechten. Het gaat dan met name om onderwerpen die van belang zijn voor de dagelijkse leefwereld van de cliënt, zoals voedingsaangelegenheden, de procedure voor het opstellen van zorgplannen, en het algemene beleid ter zake van kwaliteit, veiligheid en hygiëne. Als de cliëntenraad zijn instemming aan een voorgenomen besluit onthoudt, kan de LCvV uitsluitend vervangende toestemming geven als de weigering van de cliëntenraad (als eerder gezegd) ‘onredelijk’ is, of als (naar analogie van de instemmingsrechten in de Wet op de ondernemingsraden) het voorgenomen besluit van de instelling wordt gevergd ‘om bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen’.

Verder krijgt de cliëntenraad een ‘recht van initiatief’ over onderwerpen waarvoor een instemmingsrecht geldt, maar ter zake waarvan geen concreet voorgenomen besluit vanuit de instelling voorligt. Dit initiatiefrecht is echter meer dan ‘slechts’ een algemeen recht op ongevraagd advies zoals we dat nu kennen. De instelling mag een dergelijk ongevraagd advies over een instemmingsplichtig onderwerp namelijk uitsluitend (al dan niet gedeeltelijk) naast zich neerleggen als de LCvV daarvoor vervangende toestemming heeft gegeven. Concreet dient de LCvV (naar analogie van het huidige beoordelingscriterium bij verzwaard adviesplichtige voorgenomen besluiten) te beoordelen of de weigering van de instelling om het ongevraagde advies te volgen wel of niet ‘redelijk’ is. Mede indachtig de ruimte die de LCvV in de huidige praktijk pleegt te nemen bij de invulling van het redelijkheidscriterium, komt (ook) het door de nieuwe wet geïntroduceerde initiatiefrecht gevaarlijk dicht in de buurt van het meebesturen van de zorginstellingen door cliëntenraden.

De bestaande reguliere (en dus niet verzwaarde) adviesrechten blijven grotendeels bestaan, zij het met enkele uitbreidingen, zoals de introductie van een adviesrecht op de profielschetsen voor bestuurders en toezichthouders, en op de benoeming van ‘onafhankelijke ondersteuning’ – op zichzelf al een contaminatie die in broeierige verhoudingen voer voor conflict kan opleveren. De Memorie van Toelichting stelt hierover: ‘Als een secretaris in dienst is van de instelling, hoeft dit geenszins te betekenen dat geen sprake is van onafhankelijke ondersteuning. Bepalend is op welke manier de secretaris zijn taak uitoefent.’ Tsja. Het punt wordt helemaal brisant als wordt bedacht dat de kosten die ‘verband houden met onafhankelijke ondersteuning’ ten laste komen van de instelling. Opnieuw de Memorie van Toelichting: ‘Door de onderhavige bepaling kan de cliëntenraad die van oordeel is dat de ondersteuning op onvoldoende onafhankelijke wijze wordt uitgevoerd, zich wenden tot de instelling en vragen alsnog zorg te dragen voor de bekostiging van onafhankelijke ondersteuning.’

Wel positief is dat moeizame discussies over de vraag bij welke cliëntenraad op welk niveau binnen de instelling adviesrechten nu precies dienen te worden gesitueerd in de nieuwe wet tot het verleden zouden moeten gaan behoren. Beslissend wordt namelijk simpelweg wat daarover is bepaald in de medezeggenschapsregeling – waarover (bestaande) cliëntenraden een instemmingsrecht hebben, met alle mogelijke moeizame discussies van dien. Dat dan weer wel.

Tot slot
In het vijfde en voorlaatste deel de conflictregeling en de introductie van het enquêterecht voor cliëntenraden. Het laatste deel (deel 6) zal zijn gewijd aan de door het wetsvoorstel geïntroduceerde ontbindingsregeling van cliëntenraden.