1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Zorginstituut publiceert Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ

Zorginstituut publiceert Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ

Gisteren publiceerde de Kwaliteitsraad van het Zorginsituut Nederland het Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ. Het kwaliteitsstatuut beschrijft de minimale kwaliteitsnormen waaraan een zorgaanbieder moet voldoen om goede GGZ te kunnen bieden. De organisatie van zorgverlening staat centraal, waarbij de nadruk ligt op de rollen van de betrokken zorgverleners. Het kwaliteitsstatuut biedt met name helderheid over het regiebehandelaarschap voor vrijgevestigden en GGZ-instellingen. Het Landelijk Kwaliteitsstatuut vervangt het Model Kwaliteitsstatuut dat vanaf 2017 van kracht was.
Leestijd 
Auteur artikel Stefan Donkelaar
Gepubliceerd 16 december 2020
Laatst gewijzigd 16 december 2020

Over de rol van de regiebehandelaar (voor 2015: hoofdbehandelaar) zijn de meningen al jaren verdeeld. Wat zijn de verantwoordelijkheden van een regiebehandelaar? Hoe vervult hij die precies? En welke zorgverleners mogen die rol vervullen? Dit is een greep uit de vragen die regelmatig aanleiding geven tot juridische discussies. In samenwerking met het Ministerie van VWS hebben veldpartijen (Zorginstituut, de toezichthouders, branchepartijen en Zorgverzekeraars Nederland) getracht duidelijkheid te scheppen met het Model Kwaliteitsstatuut GGZ (en het conceptdocument regiebehandelaarschap) dat in 2017 in werking trad. Knelpunten rondom het regiebehandelaarschap waren daarmee echter onvoldoende weggenomen en het lukte de betrokken veldpartijen niet om overeenstemming te bereiken over een eenduidige omschrijving van het regiebehandelaarschap. Reden voor het Zorginstituut om haar wettelijke doorzettingsmacht in te zetten en haar Kwaliteitsraad met de opdracht te belasten een eenduidige omschrijving vast te stellen. Dat traject is door de Kwaliteitsraad in 2020 uitgevoerd en heeft geresulteerd in het Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ dat begin december 2020 is aangeboden aan het Zorginstituut. Het Zorginstituut heeft het stuk na toetsing op 15 december 2020 opgenomen in het openbare Register.

Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ
Het lijvige document bevat een breed scala aan kwaliteitseisen en -normen voor zorgaanbieders en regiebehandelaars. Hiervan signaleer ik er in deze bijdrage een aantal.

Complexiteit van problematiek en zorgaanbod
Het kwaliteitsstatuut maakt onderscheid tussen laagcomplexe en hoogcomplexe problematiek van een patiënt en het laag- of hoogcomplexe zorgaanbod van een zorgaanbieder. Het gaat vervolgens uit van vier categorieën van complexiteit die zijn gebaseerd op een combinatie van deze factoren. Categorie A is daarbij de laagste (laagcomplexe problematiek en laagcomplex zorgaanbod) en categorie C en D de hoogste (hoogcomplexe problematiek en hoogcomplex zorgaanbod resp. crisissituaties). Afhankelijk van de ingeschatte categorie moet vervolgens worden bepaald hoe en door wie het regiebehandelaarschap wordt ingevuld. Het kwaliteitsstatuut stelt hieraan bepaalde minimumvereisten en lijkt verder de nodige beoordelingsruimte aan zorgaanbieders te laten. Voor bepaalde bijzondere situaties gelden absolute vereisten. Zo dient bijvoorbeeld een psychiater ingeschakeld te worden als elektroshocktherapie (ECT) wordt ingezet of dwangtoepassing plaatsvindt in het kader van de Wvggz, Wzd of WGBO.

Twee regierollen: indiceren en coördineren
Een opvallende wijziging betreft de introductie van twee centrale rollen: de indicerende en coördinerende regierol. De rollen gaan gepaard met verschillende taken en verantwoordelijkheden. Om die reden zullen deze twee rollen volgens het kwaliteitsstatuut vaak door twee verschillende zorgverleners moeten worden ingevuld: de indicerend regiebehandelaar en de coördinerend regiebehandelaar. Kort samengevat behoren de volgende taken tot het domein van de indicerend regiebehandelaar: opstellen van een probleemanalyse, indiceren van de benodigde zorg (vaststellen diagnose, behandeling en begeleiding) en reflectie. De coördinerend regiebehandelaar is volgens het kwaliteitsstatuut het centrale aanspreekpunt van de patiënt, verantwoordelijk voor de onderlinge afstemming tussen zorgverleners, coördinatie van activiteiten rond de behandeling en begeleiding, en voor de reflectie hierop. Het volledige takenpakket staat voor beide rollen uitgebreid omschreven in het kwaliteitsstatuut. In bepaalde gevallen kunnen de indicerende en coördinerende rol door één persoon worden ingevuld. Voor beide rollen is het volgens het kwaliteitsstatuut essentieel dat er direct contact is met de patiënt.

Voor de vraag wie de rol van een regiebehandelaar mag vervullen, is aansluiting gezocht bij de artikelen 3 en 14 van de Wet BIG. Zowel de indicerend als coördinerend regiebehandelaar moeten - afhankelijk van de mate van complexiteit van de problematiek - onder het bereik van deze artikelen vallen en eventueel aan aanvullende (opleidings)eisen voldoen. Een uitgebreide lijst van vereiste competenties is te vinden in paragraaf 2.8 van het kwaliteitsstatuut.

Andere signaleringen
Ik som hieronder een aantal belangrijke en soms opvallende eisen op uit het kwaliteitsstatuut:
- regiebehandelaars reflecteren minimaal twee keer per jaar in een ‘lerend netwerk’;
- deelname aan een dergelijk netwerk dient vanaf januari 2022 aantoonbaar te zijn;
- bepaalde behandelaspecten moeten verplicht gedocumenteerd zijn in het behandelplan;
- er wordt gewerkt op basis van principes van matched care (i.p.v. stepped care);
- behandelingen worden afgesloten als er onvoldoende gezondheidswinst wordt behaald.

Zorgverleners moeten hun organisatie per 1 januari 2022 in overeenstemming brengen met het kwaliteitsstatuut. Dat betekent ook dat het voor ggz-aanbieders vanaf 2022 verplicht is een eigen - op het Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ gebaseerde - kwaliteitsstatuut te hebben. Het reeds op basis van het Model Kwaliteitsstatuut verplichte eigen statuut zal dus omgevormd en geactualiseerd moeten worden. Hier vindt u een te hanteren format voor vrijgevestigden en instellingen.

Conclusie
Het Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ biedt met name op het terrein van het regiebehandelaarschap helderheid en vernieuwing. De nadere concretisering van het Zorginstituut biedt zorgaanbieders handvatten en laat ook ruimte voor een eigen beoordeling en professionele inschatting voor behandelbeslissingen en de invulling daarvan. Daarbij lijkt de benadering die (te veel) uitgaat van een strikte koppeling tussen een bepaald beroep en het regiebehandelaarschap op z'n retour.

De keerzijde van de medaille is dat het kwaliteitsstatuut enorm veel lijstjes bevat met opgesomde eisen en taken en verantwoordelijkheden die zien op allerlei verschillende onderdelen van een behandeling. Dat roept vragen op. Wat zijn bijvoorbeeld de consequenties als aan één van de vele voorwaarden niet volledig wordt of kan worden voldaan? Of als een zorgaanbieder niet in staat is aan te tonen dat aan alle vereisten is voldaan? Wanneer is geen sprake meer van goede GGZ? En wat zijn mogelijke gevolgen voor de vergoeding van geleverde zorg? We zien in onze praktijk regelmatig dat zorgverzekeraars met een beroep op bepaalde kwaliteitseisen declaraties van zorgaanbieders niet vergoeden of uitbetaalde vergoedingen terugvorderen. Mede gelet op de systematiek van de Zorgverzekeringswet is dat lang niet altijd terecht. Het is nog even de vraag of de (vele voorwaarden uit het) kwaliteitsstatuut zorgverzekeraars zullen aanzetten tot intensivering van dergelijk beleid. Hiervoor is het kwaliteitsstatuut natuurlijk niet bedoeld.