Terug naar dirkzwager.nl

Hof redt appellante bij 'rommelige' grieven

Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft recentelijk een arrest gewezen dat opmerkelijk is in het licht van de regels van uitleg van grieven.

In de onderhavige zaak had appellante op een rommelige wijze gegriefd. Zij had meerdere klachten gericht tegen het vonnis van de kantonrechter, die zij naar het oordeel van het Hof “ongelijk en onevenwichtig heeft verdeeld over de inleiding en de beide grieven”. Geïntimeerde had in haar memorie van antwoord alleen gereageerd op de inhoud van de twee grieven, maar niet op de klachten die elders in de memorie van grieven waren geformuleerd. Het Hof acht deze reactie van geïntimeerde begrijpelijk, nu de indeling van de memorie van grieven voor haar “best wel verwarrend [kon] zijn”. Geïntimeerde wordt daarom – in afwijking van het uitgangspunt van de tweeconclusieregel, volgens welke regel alle grieven en weren bij memorie van grieven en memorie van antwoord moeten worden aangevoerd – “op grond van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor alsnog in de gelegenheid gesteld om bij akte te reageren” op de klachten van appellante die zij bij memorie van antwoord heeft ‘gemist’.

Op het eerste gezicht lijkt het Hof geïntimeerde hiermee te helpen. Nadere beschouwing leert echter iets anders.

Volgens vaste rechtspraak moeten grieven voldoende kenbaar in de procedure naar voren worden gebracht. Dat betekent onder meer dat zij gepreciseerd en gemotiveerd moeten worden geformuleerd. Als twijfel bestaat over de omvang van de grieven (bijvoorbeeld over de vraag of een opmerking als grief moet worden aangemerkt), dient het Hof die omvang middels uitleg vast te stellen. De toets die het Hof bij die uitleg dient aan te leggen is of de geïntimeerde de opmerking als grief heeft opgevat of had moeten opvatten. Als uit de memorie van antwoord blijkt dat geïntimeerde een opmerking niet als grief heeft opgevat en het Hof van oordeel is dat zij dat ook niet had behoren te doen, dan moet dit tot de conclusie leiden dat deze opmerking géén grief is. De opmerking kan dan dus niet (mede) bepalend zijn voor de rechtsstrijd in hoger beroep.

Het Hof achtte het in deze zaak begrijpelijk dat geïntimeerde bepaalde stellingen van appellante niet als grief had aangemerkt. Het is bijzonder te noemen dat het Hof desondanks de opmerkingen van appellante tóch aanmerkt als grieven. Niet geïntimeerde, maar appellante wordt hier dus gered. De vraag is of dit oordeel een toetsing in cassatie zou kunnen doorstaan.

Heeft u een civiele appel- of cassatiezaak waar u ondersteuning bij nodig heeft, of heeft u vragen over het procederen in appel of cassatie, neem dan contact op met mij of met mijn collega's Tom van Malssen of Robert Andes.

 

Ga verder met lezen

Het vernietigingsbestendig maken van de uitspraak door de rechter

Volgende