Terug naar dirkzwager.nl

Cassatie tegen niet-appellabele uitspraken van de kantonrechter: Hoge Raad houdt (vooralsnog) voet bij stuk

Geregeld probeert een partij de Hoge Raad te verleiden om de gronden voor cassatie tegen niet-appellabele uitspraken van de kantonrechter uit te breiden. Deze pogingen oogsten zelden succes. Ook in de hier te bespreken zaak (ECLI:NL:HR:2020:1306) vond de Hoge Raad het kennelijk niet nodig om de cassatiegronden van art. 80 Ro uit te breiden.

Inleiding

Tegen sommige uitspraken van kantonrechters staat geen hoger beroep open. Dit is bijvoorbeeld het geval als de waarde van de vordering lager is dan €1.750,-. Daarmee is niet gezegd dat in dergelijke gevallen geen enkele controle bestaat op (de juistheid van) het oordeel van de kantonrechter. De Hoge Raad kan zogenaamd niet-appellabele vonnissen namelijk toetsen in cassatie, zij het slechts op bepaalde gronden die staan omschreven in art. 80 lid 1 Ro. De gemene deler van deze gronden is dat zij allemaal zien op de schending van een processueel voorschrift door de kantonrechter. Zo kan een ontoereikende motivering door de kantonrechter wel een grond voor cassatie opleveren, maar een onjuist rechtsoordeel niet.

Achtergrond van art. 80 Ro

De ratio van art. 80 Ro spreekt voor zich: de Hoge Raad moet niet teveel belast worden met zaken van gering (financieel) belang. Op zichzelf lijkt dat goed te rechtvaardigen, zeker als we de aanhoudende verhalen over de werkdruk bij de rechterlijke macht mogen geloven. Toch is de bepaling niet onomstreden. Zo wordt er in de rechtsliteratuur op gewezen dat het verschil tussen een (toelaatbare) zuivere motiveringsklacht en een (ontoelaatbare) verkapte rechtsklacht niet altijd duidelijk is. Bovendien rijst de vraag of het überhaupt te rechtvaardigen is dat een juridisch evident onjuiste uitspraak onaantastbaar is, terwijl een juridisch op zichzelf juiste uitspraak waarvan de motivering te wensen overlaat wél door de sluizen van art. 80 Ro past. 

Alle kritiek ten spijt heeft de wetgever art. 80 Ro tot dusverre intact gelaten. Wel heeft de Hoge Raad in het arrest Johannes/Baranco zelf de reikwijdte van art. 80 Ro enigszins uitgebreid door te oordelen dat cassatie ook openstaat indien in de niet-appellabele uitspraak een zo fundamenteel rechtsbeginsel geschonden is, dat niet van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak kan worden gesproken.

De onderhavige zaak

Inhoudelijk gaat deze zaak over de verdeling van een nalatenschap. Tegen de onderliggende uitspraak van de kantonrechter was hoger beroep uitgesloten, niet zozeer omdat de financiële appelgrens van €1.750,- niet werd gehaald, maar op grond van een erfrechtelijke wetsbepaling (zie art. 4:218 lid 5 BW in verband met art. 85 Fw en art. 187 Fw). Een van de (onterfde) dochters van de erflater kon zich niet vinden in de uitspraak van de kantonrechter en ging in cassatie. Weliswaar voerde zij een rechtsklacht ten tonele, maar omdat het hier niet ging om een zaak die de financiële appelgrens niet haalde, stond de ratio van art. 80 Ro niet aan een inhoudelijke behandeling in de weg – aldus de onterfde dochter.

De beoordeling

De advocaat-generaal geeft aan dat de rechtsklacht op zichzelf terecht is voorgesteld. Toch kan dit de verzoekster tot cassatie niet baten, omdat de wet geen onderscheid maakt tussen uitspraken waartegen om financiële redenen geen appel openstaat en uitspraken waartegen hoger beroep op een andere wettelijke grond is uitgesloten. Voor een nieuwe uitzondering op art. 80 Ro is volgens de advocaat-generaal dan ook geen plaats.

Ook de Hoge Raad zelf ziet een nieuwe uitzondering duidelijk niet zitten. Hij verwerpt het cassatieberoep op grond van art. 81 Ro - dus zonder inhoudelijke bespreking. De uitkomst is dan ook dat het onterfde kind zich zal moeten neerleggen bij de uitspraak van de kantonrechter, ook al bevat deze uitspraak een juridische onvolkomenheid.

Tot slot

Een poging om de cassatiegronden van art. 80 Ro uit te breiden komt vaker voor. Zo loopt momenteel een procedure bij de Hoge Raad waarin betoogd wordt dat schending van EU-recht een (nieuwe) grond voor cassatie zou moeten opleveren. De advocaat-generaal wijst ook dat betoog resoluut van de hand. Wel verzoekt hij de Hoge Raad expliciet een oordeel te geven over het standpunt dat de cassatiegronden genoemd in art. 80 lid 1 Ro moeten worden uitgebreid.

We kunnen dus binnen afzienbare tijd een nieuwe uitspraak van de Hoge Raad over art. 80 Ro verwachten. Dat gezegd hebbend lijkt het, gelet op de hier besproken uitspraak, niet bijster waarschijnlijk dat de cassatierechter ook daadwerkelijk zal overgaan tot verdere uitbreiding van de cassatiegronden.

Update

Inmiddels heeft de Hoge Raad arrest gewezen in de hierboven genoemde procedure waarin gepoogd werd de cassatiegronden uit te breiden met schending van het EU-recht. Geheel in lijn met de verwachting volgde de Hoge Raad de conclusie van de advocaat-generaal. Het oordeel spreekt voor zich: "Er bestaat geen aanleiding de in art. 80 lid 1 RO genoemde gronden van cassatie uit te breiden zoals door het middel voorgestaan. Het Unierecht vormt immers onderdeel van de Nederlandse rechtsorde en neemt voor de toepassing van art. 80 lid 1 RO geen uitzonderingspositie in."

Heeft u een civiele appel- of cassatiezaak waar u ondersteuning bij nodig heeft, of heeft u procesrechtelijke vragen, neem dan contact op met een van de leden van het cassatie- en procesrechtteam van Dirkzwager Legal & Tax: Tom van Malssen (cassatieadvocaat), Margo Hengeveld of Robert Andes.

Ga verder met lezen

Stelplicht en bewijslast: betwisting of bevrijdend verweer?

Volgende