Terug naar dirkzwager.nl

Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht (6): de positie van de partijgetuige

In deze blogreeks bespreek ik een aantal in het oog springende onderdelen van het Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht, dat onlangs is ingediend bij de Tweede Kamer.

In de vorige blog stond de bewijslevering middels getuigen centraal. Daarover is nog niet alles gezegd. Vandaag licht ik een bijzondere vernieuwing in termen van waardering van getuigenbewijs uit: de bewijskracht van de partijgetuigenverklaring.

Huidig recht: beperkte bewijskracht

Naar huidig recht kunnen verklaringen van beëdigde partijgetuigen niet dienen als bewijs voor zover de verklaring ziet op feiten waarvoor die partij het bewijsrisico draagt, tenzij aanvullend bewijs voorhanden is. Niet onder ede afgelegde verklaringen van een partij (bijvoorbeeld ter gelegenheid van de mondelinge behandeling) over feiten waarvoor zij het bewijsrisico draagt, kunnen in het geheel geen bewijs opleveren van die feiten. Voor schriftelijke partijverklaringen geldt geen beperking.

De beperkte bewijskracht komt in het wetsvoorstel te vervallen. In plaats daarvan zal voor de partijgetuigenverklaring (zowel onder ede, als niet onder ede afgelegd) vrije bewijskracht gaan gelden. Het loslaten van de beperkte bewijskracht moet een meer praktische omgang met het beschikbare (getuigen)bewijs faciliteren, en is gestoeld op het vertrouwen in de rechter dat deze bij de waardering van de partijgetuigenverklaring rekening houdt met de persoon die de verklaring heeft afgelegd (en diens belangen bij de zaak).

Voorstel: vrije bewijskracht

Het voorstel – dat overigens in brede zin steun vindt in de rechtswetenschap en -praktijk – valt toe te juichen. De beperkte bewijskracht die momenteel toekomt aan een verklaring van een partijgetuige (in het bijzonder de verklaring niet afgelegd onder ede) strookt slecht met de positie van procespartijen als belangrijkste informatiebron voor de rechter. De rechterlijke feitenvaststelling is immers voornamelijk gebaseerd op – jawel – informatie van partijen. Enerzijds beslist de rechter dus op basis van wat door partijen wordt aangevoerd, waarbij de partijverklaring dus als belangrijke bron dient; anderzijds wordt wat partijen ter zitting verklaren categorisch uitgesloten als bewijs van hun stellingen.

De vraag welk gewicht aan een partijverklaring toekomt kan beter worden gekwalificeerd als vraag in het kader van het partijdebat, dan als bewijskwestie. Uit regels van stelplicht en bewijslast (die het partijdebat beheersen) volgt bijvoorbeeld dat de rechter niet in het voordeel van de ene partij mag beslissen enkel op basis van een stelling van die partij, als die verklaring door de andere partij voldoende is weersproken. Als een stelling echter niet gemotiveerd wordt weersproken, kan de rechter op basis daarvan tot een voor de ene partij positief oordeel komen. Niet valt in te zien waarom dit anders zou moeten zijn voor partijverklaringen die door de wederpartij niet zijn weersproken. Naar huidig recht is dat laatste (in ieder geval in termen van bewijs) echter wél het geval. Deze inconsistentie wordt met het voorstel gelukkig opgeheven.

De wetgever heeft overigens destijds slechts beperkte bewijskracht aan een partijgetuigenverklaring willen toekennen vanuit de vrees dat de rechter blind zou varen op (uitsluitend) een verklaring van een partijgetuige. Omdat onverminderd blijft gelden dat de rechter altijd een voldoende mate van zekerheid moet verkrijgen over het bewijs waar hij zijn oordeel op stoelt, is deze vrees naar mijn inschatting niet meer dan theoretisch, en noopt deze dus niet tot instandhouding van het bestaande systeem.

Tot slot

De toekenning van vrije bewijskracht aan verklaringen van partijgetuigen past goed in ons proces- (en in het bijzonder ons bewijs)recht. Met de voorgestelde wijziging wordt voorts meer recht gedaan aan de waarde die stellingen van partijen innemen in het debat ten overstaan van de rechter. Niets op aan te merken dus.

Ook verschenen in deze reeks: 

1) het aandragen van bewijs door partijen

2) de rol van de rechter bij waarheidsvinding

3) inlichtingen, inzage en afschrift

4) voorlopige bewijsverrichtingen

5) het getuigenverhoor 

7) het veiligstellen van bewijs 

Ga verder met lezen

Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht (7): het veiligstellen van bewijs

Volgende