Events Intellectuele Eigendom, IT- en Privacyrecht, 2e helft 2022
De sectie Intellectuele Eigendom, IT- en Privacyrecht van Dirkzwager heeft voor de tweede helft van 2022 het volgende programma met events voor u samengesteld
De sectie Intellectuele Eigendom, IT- en Privacyrecht van Dirkzwager heeft voor de tweede helft van 2022 het volgende programma met events voor u samengesteld
Als u of uw onderneming wordt geconfronteerd met (een vermoeden van) fraude gaan alle alarmbellen rinkelen. In zo’n situatie is het belangrijk om het hoofd koel te houden en de juiste stappen te zetten om de kwestie tot een goed einde te brengen.
Dat hangt vooralsnog af van het net… Recent heeft de rechtbank Rotterdam het oordeel van de Autoriteit Consument & Markt (‘ACM’) bevestigd dat drinkwaterbedrijven geen ondernemingen zijn de zin van de Mededingingswet (‘Mw’). Het misbruikverbod (artikel 24 Mw) en het kartelverbod (artikel 6 Mw) zijn niet op hen van toepassing. De ACM beschouwt beheerders van regionale elektriciteitsnetten (in zeer voorzichtig geformuleerde bewoordingen) momenteel mogelijk als ondernemingen waarop deze verboden van toepassing zijn.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland heeft op 4 augustus 2022 een uitspraak gedaan waarin de vraag centraal staat of een gemeente onrechtmatig handelt door zonder openbare selectieprocedure de huurovereenkomsten te verlengen. Op basis van het Didam-arrest is een openbare selectieprocedure immers het uitgangspunt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente de zittende huurders als de enige serieuze gegadigden mocht beschouwen en daarom van dat uitgangspunt mocht afwijken. Helaas laat de voorzieningenrechter de kans liggen om toe te lichten of het Didam-arrest op huurovereenkomsten van toepassing is.
De vuistregel dat een rechter een ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de huurwoning zal toewijzen bij een huurachterstand van drie maanden, behoeft nuancering. Uit recente rechtspraak blijkt dat rechters ook als voorwaarde kunnen stellen dat de verhuurder het niet kunnen incasseren van de huurachterstand eerst dient te hebben gemeld bij de gemeente. Het wél melden kan vervolgens een afkoelingsperiode tot gevolg hebben waardoor verhuurders het risico lopen dat zij 6 maanden lang geen betaling van de huurachterstand bij de rechter kunnen vorderen. Dit geldt zowel voor woningcorporaties als voor particuliere verhuurders.
De Grote Kamer van het EU Hof van Justitie heeft onlangs een principiële uitspraak gewezen in het privacyrecht. Twee kwesties komen aan de orde: (1) wetten die verplichten tot het verwerken van persoonsgegevens kunnen zelf worden getoetst aan grondrechten en (2) het begrip 'bijzondere persoonsgegevens' moet ruim worden uitgelegd. Een korte beschouwing.
Op 27 juli 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak inzake VoetbalTV bekrachtigd. De boete die de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) had opgelegd is daarmee van tafel. De Afdeling staat niet expliciet stil bij de gewraakte normuitleg van de AP. Of wellicht tussen de regels door toch wel?
In de voorgaande blogs is vanuit verschillende (arbeidsrechtelijke) invalshoeken stilgestaan bij het belang van een geïntegreerd integriteitsbeleid en de gedragscode als onmisbaar onderdeel daarvan. Werkgevers die beschikken over kenbare en op schrift gestelde gedragsregels hebben een betere uitgangspositie bij het omgaan met risico’s rond niet-integer handelen van personeel. Dit roept de vraag op hoe werkgevers kunnen zorgen voor een succesvolle implementatie van de gedragscode binnen de organisatie. En minstens even belangrijk: hoe houd je de inhoud van de gedragscode “levend”?
Privacybescherming is niet absoluut. Dat staat zelfs letterlijk zo in de privacywetgeving. De AVG bevat daarom ook allerlei uitzonderingen. Een van de uitzonderingen die enkele keren terugkomt in de AVG ziet op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van "de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering". Tot op heden was echter niet heel erg duidelijk wat die woorden nu precies betekenen. Een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft meer helderheid.
Op 1 juni 2022 is de nieuwe groepsvrijstellingverordening voor verticale overeenkomsten (met bijbehorende richtsnoeren) van de Europese Commissie in werking getreden. De groepsvrijstellingsverordening zondert bepaalde (distributie)overeenkomsten tussen ondernemingen in verschillende schakels van de keten uit van het Nederlandse en Europese kartelverbod, mits hun gezamenlijk marktaandeel kleiner is dan 30% en de overeenkomst geen hardcore beperking bevat.
Op 13 juli 2022 heeft het Gerecht van de EU een belangrijke uitspraak gedaan over staatssteun bij grondtransacties. De Europese Commissie heeft naar het oordeel van het Gerecht niet aannemelijk gemaakt dat de uitgifte van grond in erfpacht tegen niet-marktconforme voorwaarden had plaatsgevonden. Het Gerecht van de EU geeft in zijn uitspraak onder meer bruikbare handvatten om de marktwaarde van de bij een transactie betrokken grond vast te stellen, althans voldoende aannemelijk te maken. Daarmee is de uitspraak ook van belang voor de Nederlandse vastgoedpraktijk.
Als een opdrachtgever veranderingen of toevoegingen in het met een aannemer overeengekomen werk wenst, moet de aannemer de opdrachtgever wijzen op de noodzaak van de daaruit voortvloeiende prijsverhoging (artikel 7:755 BW). Alleen dan kan hij een verhoging van de prijs vorderen, “tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen”. Recent liet de Hoge Raad zich uit over de vraag of voor de toepassing van deze tenzij-regel vereist is dat de opdrachtgever inzicht had in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten.