In de lijn met eerdere rechtspraak oordeelde de kantonrechter dat morbide obesitas een chronische ziekte is in de zin van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.
Dit heeft tot gevolg dat een werknemer met morbide obesitas arbeidsongeschikt is en dat, gelet op de reflexwerking van het opzegverbod wegens ziekte, een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met deze werknemer in beginsel niet mag worden toegewezen. Dit is slechts anders voor zover sprake is van “bijzondere omstandigheden”, aldus de kantonrechter Leiden. De kantonrechter zoekt ter inkleuring van deze bijzondere omstandigheden aansluiting bij de criteria die het UWV WERKbedrijf hanteert voor toestemming tot beëindiging van het dienstverband tijdens ziekte. Dit betekent dat, wil sprake zijn van bijzondere omstandigheden:
- sprake moet zijn van regelmatig ziekteverzuim;
- dit ziekteverzuim dusdanig verstorend moet werken op het arbeidsproces of onevenredig zwaar moet drukken op de andere werknemers dat het van de werkgever in redelijkheid niet verlangd kan worden de arbeidsrelatie voort te zetten;
- naar verwachting de werknemer niet binnen 26 weken hersteld zal zijn; en
- het redelijkerwijs niet mogelijk moet zijn de werknemer te herplaatsen in een aangepaste of andere passende functie binnen de organisatie.
Met name door het tweede en vierde criterium is het voor werkgevers moeilijk aan te tonen dat aan deze toets wordt voldaan. Dit blijkt ook uit de uitspraak van de Kantonrechter Leiden op 3 december jl. Hierbij speelt de omvang van de onderneming van de werkgever een belangrijke rol. De kantonrechter oordeelde in deze uitspraak dat het in een organisatie van 630 medewerkers niet aannemelijk is dat er voor de chronisch zieke werknemer geen geschikte functie zou zijn. Daarnaast mag volgens de kantonrechter van een werkgever worden verwacht dat hij zich maximaal inspant om voor zijn chronisch zieke werknemer een oplossing te vinden.
Dat de toets van de Leidse kantonrechter zwaar is, blijkt ook uit eerdere uitspraken waarin de rechter oordeelde over een ontbindingsverzoek van de arbeidsovereenkomst met een werknemer met morbide obesitas. Zo oordeelde de Kantonrechter Zwolle [2] dat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een ernstig zwaarlijvige werknemer een te zware sanctie was, omdat de werkgever niet op ondubbelzinnige wijze aan de werknemer kenbaar had gemaakt dat deze gewicht diende te verliezen om aan zijn verplichtingen als werknemer te voldoen. De Kantonrechter Tilburg daarentegen ging over tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer met morbide obesitas, omdat “de rek er uit was”, zoals de werkgever dat zelf ook had gesteld. Volgens de kantonrechter kon in dat geval van de werkgever niet langer verwacht worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten.
De lat voor werkgevers, die de arbeidsovereenkomst met een ernstig zwaarlijvige werknemer willen ontbinden, lijkt door de uitspraak van de Kantonrechter Leiden hoger te zijn gelegd. Zoals mr. M.W. Koole schrijft in zijn noot onder deze uitspraak is het echter te vroeg om een vaste lijn te ontdekken in de drie hierboven genoemde uitspraken over te dikke werknemers. In de toekomst zullen wij u dan ook op de hoogte houden van ontwikkelingen op dit gebied.
[1] Ktr. Leiden, 3 december 2012, JAR 2012/303.
[2] Ktr. Zwolle, 4 november 2011, JAR 2011, 309.