1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Auteursrechtclaim van voormalig bestuurslid vereniging afgewezen vanwege impliciete licentie

Auteursrechtclaim van voormalig bestuurslid vereniging afgewezen vanwege impliciete licentie

Stel u heeft in de loop der jaren cursusmateriaal ontwikkeld voor een vereniging. De cursus is succesvol en u besluit het cursusmateriaal op de markt te gaan brengen als commerciële uitgave. Tot uw grote schrik blijkt vervolgens dat de vereniging de digitale exemplaren van uw boek gratis verspreidt. Kunt u de vereniging met een beroep op uw auteursrecht tegenhouden? De rechtbank Arnhem oordeelde onlangs dat dit niet het geval is.Het geschilDe zaak gaat over een geschil tussen een man en de Fe...
Leestijd 
Auteur artikel Mark Jansen
Gepubliceerd 04 juni 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Stel u heeft in de loop der jaren cursusmateriaal ontwikkeld voor een vereniging. De cursus is succesvol en u besluit het cursusmateriaal op de markt te gaan brengen als commerciële uitgave. Tot uw grote schrik blijkt vervolgens dat de vereniging de digitale exemplaren van uw boek gratis verspreidt. Kunt u de vereniging met een beroep op uw auteursrecht tegenhouden? De rechtbank Arnhem oordeelde onlangs dat dit niet het geval is.

Het geschil

De zaak gaat over een geschil tussen een man en de Federatie van Amateur Wijnmakers- Bierbrouwers Gilden. Deze federatie (vereniging) heeft in commissieverband allerlei lesmateriaal laten ontwikkelen over onder meer het vak van wijn maken. De man die in deze zaak als eisende partij optreedt was destijds voorzitter van de federatie en heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het lesmateriaal.

De man heeft (een deel van) het lesmateriaal gebundeld en als boek op de markt gebracht. Het boek kost in de winkel 18 euro per stuk. De man komt tot de ontdekking dat de vereniging het digitale bestand van dit boek zonder betaling en zonder zijn toestemming verspreidt onder de leden. Naar aanleiding daarvan start hij de onderhavige rechtszaak en vordert, samengevat, een rectificatie, vernietiging van de voorraad en staken van wat volgens hem een auteursrechtinbreuk is.

Interessant om te zien aan deze uitspraak is dat de Rechtbank allerlei verschillende (deel)vragen die in een dergelijke kwestie spelen in een logische volgorde behandelt.

Wat is eigenlijk het beschermde werk?

In de loop der jaren zijn allerlei versies van het cursusmateriaal ontwikkeld. De voorzieningenrechter neemt allereerst aan dat eigenlijk alleen het werk uit 2006 is aan te merken als een nieuw (auteursrechtelijk beschermd) werk. Alle latere werken bouwen volgens de voorzieningenrechter zozeer voort op dit werk uit 2006, dat die latere werken niet zelfstandig door het auteursrecht beschermd worden. Het is kennelijk onvoldoende door partijen onderbouwd dat de latere werken voldoende afwijken van dit eerste werk uit 2006.

Wie is auteursrechthebbende?

Vervolgens is de vraag wie auteursrechthebbende is op dit werk uit 2006. Partijen hebben hierover vooraf geen duidelijke afspraken gemaakt (dat zal in verenigingsverband vaker zo gaan).

De Federatie stelt dat het op grond van artikel 8 Auteurswet auteursrechthebbende is, omdat de uitgave uit 2006 van haar afkomstig is. Dat betoog wordt echter door de voorzieningenrechter verworpen:
In het onderhavige geval staat onderaan elke pagina van de uitgave van oktober 2006 in de voettekst vermeld (c) [naam]. Het vermelden van het zogenaamde copyright symbool in combinatie met de naam van [naam] kan moeilijk anders worden begrepen dan als aanduiding dat [naam] de maker van het werk is.

Het lijkt er dus op voorhand op dat de eisende man als auteursrechthebbende moet worden aangemerkt voor het materiaal waarop zijn naam staat vermeld. Dat is immers ook de hoofdregel uit het Auteursrecht (artikel 4 Auteurswet).

Is de man de enige auteursrechthebbende?

De voorzieningenrechter gaat echter verder, want er zijn in dit geval redenen om aan te nemen dat de man niet als enige auteursrechthebbende is aan te merken. De Federatie heeft verklaringen ingebracht van andere mensen die betrokken zijn geweest bij het opstellen van het cursusmateriaal. Hieruit volgt dat geen van deze mensen hun auteursrecht heeft overgedragen, noch ooit toestemming heeft gegeven aan de eisende man om het materiaal als boek uit te geven. De voorzieningenrechter stelt dan ook het volgende vast:
4.10 Vooralsnog kan gelet op de hiervoor genoemde verklaringen en de uitgave van maart 2007 niet worden aangenomen dat [naam] de enige maker en auteursrechthebbende is van de uitgave van oktober 2006.

Impliciete licentie van auteurs aan vereniging

De voorzieningenrechter vervolgt met de overweging dat zelfs als je zou moeten aannemen dat de man nog wel een beroep op het verzamelauteursrecht toekomt (voor het op creatieve wijze bij elkaar brengen van alle hoofdstukken), je nog moet concluderen dat de vereniging in dit geval een impliciete licentie tot gebruik heeft.

De voorzieningenrechter overweegt in dat kader (samengevat):

  • dat de eisende man actief was als voorzitter van de vereniging en dat onder zijn leiding besloten is tot ontwikkeling van het cursusmateriaal;

  • dat de uitgave uit oktober 2006 direct voortvloeit uit dit verenigingsbesluit tot ontwikkelen van lesmateriaal;

  • dat het gebruikelijk was binnen de vereniging dat het lesmateriaal algemeen beschikbaar was.


Daaruit volgt volgens de voorzieningenrechter dat er sprake was van een (stilzwijgende) overeenkomst van opdracht tussen de auteurs en de vereniging tot het ontwikkelen van het materiaal. Daaruit vloeit volgens de voorzieningenrechter ook (logischerwijs) voort dat de vereniging ook een gebruiksrecht heeft op het materiaal. De vorderingen van de man worden dan ook afgewezen.

Slotopmerking

De casus is uit het lezen gegrepen. Het commercieel exploiteren van een onverwacht succes in verenigingsverband blijkt lastig te zijn, omdat er in het verleden geen duidelijke afspraken zijn gemaakt. Dit gebrek aan duidelijke afspraken wordt uitgelegd in het voordeel van de vereniging. Het is overigens wel de vraag of de zaak niet anders zou zijn uitgepakt wanneer de eisende man had kunnen bewijzen dat de uitgave uit 2012 zodanig verschilde van het al bestaande materiaal, dat er sprake was van een nieuw auteursrechtelijk beschermd werk.