1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Conceptwetsvoorstel aanpassing FGR-regime, VBI-regime en FBI-regime

Conceptwetsvoorstel aanpassing FGR-regime, VBI-regime en FBI-regime

De staatssecretaris van Financiën heeft op 8 maart 2023 ter consultatie een concept wetsvoorstel gepubliceerd voor de aanpassing van de definitie van het fonds voor gemene rekening (FGR), de inperking van het toepassingsbereik van de vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) en de versobering van de fiscale beleggingsinstelling (FBI) voor vastgoed FBI’s.
Leestijd 
Auteur artikel Jondalar van Heugten
Gepubliceerd 13 maart 2023
Laatst gewijzigd 14 maart 2023

Naar aanleiding van de aankondiging van het kabinet op Prinsjesdag 2022 dat de FBI niet langer zal worden toegestaan om direct in vastgoed te beleggen en de kabinetsreactie op het SEO-evaluatierapport met betrekking tot beleggingsfondsen, heeft de staatssecretaris van Financiën het conceptwetsvoorstel Wet aanpassing fonds voor gemene rekening, vrijgestelde beleggingsinstelling en fiscale beleggingsinstelling op 8 maart 2023 ter consultatie gepubliceerd. Wij verwijzen voor de eerdere kabinetsreactie op het SEO-evaluatierapport naar onze blog van 28 december 2022.  

Hierna behandelen wij een aantal aspecten en gevolgen voor de FGR, de VBI en de FBI naar aanleiding van het conceptwetsvoorstel.

FGR

Huidige regime

Het FGR kent momenteel als verschijningsvorm de open FGR en besloten FGR. Van een zogenoemde open FGR is sprake indien de bewijzen van deelgerechtigdheid in het FGR verhandelbaar zijn. De bewijzen van deelgerechtigdheid worden als verhandelbaar aangemerkt, indien voor vervreemding niet de toestemming van alle participanten vereist is (toestemmingsvereiste). Een open FGR is zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb).

Indien voor vervreemding van bewijzen van deelgerechtigdheid wel de toestemming van alle participanten vereist is (toestemmingsvereiste) is sprake van een besloten FGR. Deze FGR is niet zelfstandig belastingplichtig voor de Vpb en fiscaal transparant. De beleggingen worden rechtstreeks bij achterliggende participanten in de heffing van de inkomstenbelasting en/of Vpb betrokken. Dit geldt ook indien de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid uitsluitend kan geschieden aan het fonds zelf of aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de participant, ook zonder dat daarvoor de toestemming van alle participanten vereist is (de zogenoemde inkoopvariant).

De definities zijn op grond van jurisprudentie ook van toepassing op met de FGR vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen. Dit heeft onder andere tot gevolg dat bepaalde buitenlandse rechtsvormen voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparant (zelfstandig belastingplichtig) worden aangemerkt, terwijl ze door een andere staat als transparant (niet-zelfstandig belastingplichtig) worden gezien. Dit kan onder omstandigheden leiden tot onwenselijke kwalificatieverschillen tussen belastingstelsels.

Institutionele beleggers zoals pensioenfondsen maken bij de opzet van een beleggingsfonds vaak gebruik van een FGR. In de praktijk wordt de FGR ook gebruikt als familiebeleggingsfonds of als instrument tot privacybescherming van vermogende families.

Voorstel aanpassing FGR-regime

In het wetsvoorstel is een nieuwe definitie van het FGR-regime opgenomen, waarbij het huidige toestemmingsvereiste voor het onderscheid of sprake zal zijn van zelfstandige belastingplicht voor de heffing van Vpb zal vervallen.

Op basis van het wetsvoorstel is alleen sprake van een open FGR, indien het fonds kan worden aangemerkt als een beleggingsinstelling of een instelling voor collectieve belegging in effecten (hierna: icbe) in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de deelgerechtigdheid in dit fonds blijkt uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. Hierdoor zullen als FGR alleen fondsen kwalificeren die bij een reeks beleggers kapitaal ophalen en beschikken over een vergunning op grond van de Wft of die zijn uitgezonderd van de Wft. Daaronder vallen beleggingsinstellingen waarvan de beheerder beschikt over een verleende vergunning of een icbe waarover de beheerder over een vergunning beschikt. In de voorgestelde definitie wordt aansluiting gezocht bij de in de Wft gehanteerde categorieën van beleggingsinstellingen en icbe’s.

De bepaling dat bewijzen van deelgerechtigdheid die uitsluitend kunnen worden vervreemd aan de FGR zelf niet worden aangemerkt als verhandelbaar blijft gehandhaafd. De bewijzen van deelgerechtigdheid moeten dus (ook) aan derden kunnen worden vervreemd.

Volgens de staatssecretaris vervalt met dit wetsvoorstel het FGR-regime voor familiefondsen en privacybeschermingsstructuren gelet op de wetsgeschiedenis tot aanpassing van de Wft onder andere als gevolg van de implementatie van de AIFM-richtlijn per 22 juli 2013. Beleggingsfondsen of structuren waarbij privévermogens worden belegd zonder dat extern kapitaal wordt opgehaald worden op basis daarvan niet beschouwd als beleggingsinstelling of icbe in de zin van de Wft.

Fiscale gevolgen wetsvoorstel

De voorgestelde wijziging van de definitie van het FGR leidt er toe dat bepaalde fondsen die onder huidig recht als zelfstandig belastingplichtige voor de Vpb zijn aan te merken niet langer aan de definitie voldoen, waardoor de zelfstandige belastingplicht komt te vervallen. De belastingheffing verplaatst zich (in beginsel) naar de deelgerechtigden van het FGR.

In het voorgestelde overgangsrecht wordt daarom bij fictie opgenomen dat een FGR dat door de voorgestelde wijziging per 1 januari 2024 niet langer aan de definitie van het open FGR voldoet, op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de wijziging van de definitie alle vermogensbestanddelen aan haar deelgerechtigden vervreemdt.

Het gevolg is dat het (voormalige) open FGR Vpb verschuldigd is over de aanwezige stille reserves, fiscale reserves en goodwill. Daarnaast is sprake van een (fictieve) vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid voor de inkomstenbelasting voor natuurlijke personen die deelgerechtigden waren tot het open FGR. Voor deelgerechtigden/aanmerkelijkbelanghouders betekent dit een belastingheffing in box 2 over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de fiscale verkrijgingsprijs van de deelgerechtigdheid (tarief 2024: 24,5% tot EUR 67.000 / 31% EUR 67.000 of meer).

 Overgangsrecht

Om directe heffing van Vpb, inkomstenbelasting en/of overdrachtsbelasting als gevolg van de wetswijzigingen te voorkomen, zijn in het wetsvoorstel  vier faciliteiten opgenomen.

  • Een doorschuiffaciliteit van de fiscale Vpb-claim op de in de FGR aanwezige stille reserves, fiscale reserves en goodwill naar de deelgerechtigden in de FGR. De deelgerechtigden die onderworpen zijn aan een belasting naar de winst voor lichamen, zoals een BV, kunnen afrekening bij de FGR voorkomen door de fiscale Vpb-claims op stille reserves, fiscale reserves en goodwill van het open FGR over te nemen.
  • Een doorschuiffaciliteit van de inkomstenbelastingclaim door toepassing van een aandelenfusie voor natuurlijke personen die deelgerechtigden zijn van het FGR, bijvoorbeeld door de inbreng van hun FGR-belang in een eigen BV of een gezamenlijke BV tegen uitreiking van aandelen;
  • Gespreide betaling in tien jaar (renteloos) van de belastingschuld die is ontstaan door de fiscale afrekening als gevolg van het vervallen van de belastingplicht met dien verstande dat geen beroep kan worden gedaan op de onder 1) en 2) genoemde faciliteiten;
  • Een tijdelijke vrijstelling van heffing van overdrachtsbelasting ingeval van de onder 2) genoemde aandelenfusie.

De beoogde ingangsdatum van de wetswijziging is 1 januari 2024. Door belastingplichtigen moet uiterlijk op 31 december 2024 om toepassing van de doorschuiffaciliteiten zijn verzocht.

VBI

Onder voorwaarden kan een NV of open FGR een beroep doen op het VBI-regime, waardoor resultaten vrijgesteld zijn van heffing van Vpb. Het kabinet hecht er aan collectief beleggen te blijven faciliteren, maar wenst de doelgroep voor de toepassing van het VBI-regime in te perken door de regeling alleen open te stellen voor beleggingsinstellingen die een vergunning hebben van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en onder toezicht staan van de AFM en de Nederlandsche Bank (DNB). Dit betekent dat het VBI-regime wordt beperkt tot beleggingsinstellingen of icbe’s als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft die uitsluitend beleggen in financiële instrumenten. De  deelnemingsrechten in de VBI mogen uitsluitend worden aangeboden aan een breed publiek of aan institutionele beleggers.

Hieruit volgt dat het VBI-regime met ingang van 1 januari 2024 voor alle andere niet-beoogde VBI’s komt te vervallen. Hieronder vallen dus ook NV’s of open FGR van particulieren en (DGA-)families. Met ingang van 1 januari 2024 worden deze VBI’s regulier belastingplichtig voor de Vpb (tarief 2023: 19% bij een fiscale winst tot € 200.000 en daarboven 25,8%). Als gevolg van het belastingplichtig worden van de (voormalige) VBI voor de Vpb vervalt voor de deelgerechtigde/aanmerkelijkbelanghouder ook de verplichting tot het in aanmerking nemen van een forfaitair rendement (2023: 6,17%) in box 2 in de inkomstenbelasting.

Versobering FBI-regime voor vastgoed FBI’s

Onder het huidige regime kan een FBI die rechtstreeks belegt in vastgoed gebruik maken van het Vpb-tarief van 0%. In het evaluatierapport is aangegeven dat FBI-regime bij een vastgoed-fbi in binnenlandse verhoudingen tot een evenwichtige heffing leidt, maar dat in buitenlandse verhoudingen door verdragstoepassing sprake kan zijn van een heffingslek. Dit is voor het kabinet onwenselijk. Met de beoogde aanpassing in het wetsvoorstel kan een FBI die rechtstreeks belegt in vastgoed geen gebruik meer kan maken van het Vpb-tarief van 0% van het FBI-regime. De winst van Vastgoed-FBI’s wordt in het vervolg belast met Vpb tegen het reguliere tarief (2023: 19% bij een fiscale winst tot € 200.000 en daarboven 25,8%) vanaf 1 januari 2025.

Het 0%-tarief blijft wel behouden voor een FBI die belegt via een regulier belaste vennootschap die op haar beurt vastgoed bezit (vastgoedbeleggingsdochters).

Om nadelige gevolgen van de wetswijziging voor vastgoed-FBI’s te voorkomen en belastingplichtingen de mogelijkheid te geven om tijdig te kunnen herstructureren is voor de heffing van overdrachtsbelasting voor het jaar 2024 een vrijstelling opgenomen. De vrijstelling geldt in dit kader uitsluitend voor de verkrijging van economisch eigendom.

Reacties op de conceptwetsvoorstellen van de staatssecretaris kunnen tot 5 april 2024 via internet worden ingediend. Het kabinet heeft het voornemen om op Prinsjesdag 2023 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in te dienen.

Gevolgen voor de praktijk en andere aandachtspunten

In principe zal het regime van het open FGR en de VBI na de inwerkingtreding van de voorgestelde wetswijzigingen uitsluitend nog kunnen worden toegepast als voldaan wordt aan de Wft-vereisten als beleggingsinstelling of icbe. Er moet sprake zijn van het ophalen van extern kapitaal en deelname door een breed publiek (een reeks beleggers). Een belangrijke vraag voor familiefondsen (FGR) en familie-VBI’s is of er binnen de Wft nog ruimte aanwezig is om aan deze vereisten te kunnen (blijven) voldoen. Hierbij zullen ook het kostenaspect en de administratieve verplichtingen als gekwalificeerde beleggingsinstelling of icbe een rol spelen.

Overigens zal het wetsvoorstel  fiscale gevolgen hebben voor de bestaande open FGR’s, VBI’s en FBI’s.

FGR

Nationaal/internationaal: om nadelige fiscale gevolgen van de wetswijziging te voorkomen is het van belang om tijdig uw fiscale positie te inventariseren en te beoordelen in hoeverre een herstructurering met een (eventueel) beroep op de tijdelijke fiscale faciliteiten mogelijk is.

Internationaal: vanwege de afschaffing van het toestemmingsvereiste zal de fiscale positie van het FGR en vergelijkbare buitenlandse entiteiten nader beoordeeld dienen te worden. Daarbij kan voor Nederland gedacht worden aan toepassing van de deelnemingsvrijstelling, impact op de renteaftrek, verliescompensatie, buitenlandse belastingplicht e.d.

Privacystructuren voor vermogende families: het open FGR komt waarschijnlijk als privacybeschermingsinstrument te vervallen. Zonder nadere actie zal in bestaande situaties fiscaal moeten worden afgerekend voor het aanmerkelijk belang voor de inkomstenbelasting in box 2. In het wetsvoorstel zijn enkele faciliteiten opgenomen een dergelijke directe afrekening te voorkomen en de fiscale claim uit te stellen. Dat betekent wel dat door middel van bijvoorbeeld de inbreng van de deelgerechtigdheid in de BV het vermogen via publicatie in het Handelsregister opnieuw zichtbaar wordt. In dit kader zal nader bekeken moeten worden in hoeverre de zichtbaarheid van het vermogen door middel van andere manieren beperkt zou kunnen worden.

Vastgoed en overige samenwerkingsverbanden: vanwege de afschaffing van het, in de praktijk als zeer knellend ervaren toestemmingsvereiste voor de gewenste transparantie, zou bij de opzet van een FGR geen rekening meer hoeven gehouden te worden met het toestemmingsvereiste. Dat zou tot meer flexibiliteit kunnen leiden bij de opzet van vastgoedstructuren en overige samenwerkingsverbanden.

VBI

Als de verwachting is dat uw VBI met ingang van 1 januari 2024 niet aan de nieuwe voorwaarden zal kunnen voldoen en uw VBI in 2023 per saldo op de beleggingen fiscaal een negatief resultaat zal behalen, dan kan worden overwogen het VBI-regime met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 te beëindigen. Hierdoor zal de VBI voor het gehele boekjaar 2023 belastingplichtig zijn voor de Vpb en ontstaat een fiscaal verlies dat in de toekomst verrekenbaar is met belastbare winst van 2023 en volgende jaren. Voor aanmerkelijkbelanghouders komt een einde aan de bijtelling van forfaitair rendement (2023: 6,17%) in de inkomstenbelasting in box 2. Om dit bereiken dienen vóór of uiterlijk op 31 december 2023 zodanige maatregelen te zijn genomen dat voor het boekjaar 2023 niet meer aan de vereisten voor het VBI-regime wordt voldaan.

FBI

Om nadelige gevolgen van de wetswijziging voor vastgoed-FBI’s te voorkomen is het van belang tijdig te inventariseren of en zo ja welke herstructureringen nodig zijn. Daarbij zal uiteraard rekening gehouden moeten worden met de aspecten voor de heffing van overdrachtsbelasting

 Gelet op de beoogde aanpassingen vanaf 1 januari 2024 en 1 januari 2025 is het van belang om tijdig met uw adviseur in overleg te treden over de fiscale gevolgen en mogelijke herstructureringen om ongewenste effecten te voorkomen.

Heeft u naar aanleiding van deze blog vragen. Neemt u dan gerust contact op met Jondalar van Heugten en/of Lex van Noordenburg of één van de andere fiscalisten bij Dirkzwager