1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De dringende reden in het ambtenarenrecht

De dringende reden in het ambtenarenrecht

Artikel 24 van de Werkloosheidswet (WW) is per 1 oktober 2006 ingrijpend gewijzigd. Kort gezegd heeft iemand in beginsel aanspraak op een WW-uitkering, tenzij (a) sprake is van een dringende reden waarvan de werknemer een verwijt valt te maken, of (b) indien het initiatief voor de beëindiging bij de werknemer lag terwijl aan de voortzetting ervan niet zodanige bezwaren waren verbonden dat de voortzetting redelijkerwijs niet van de werknemer kon worden gevergd. In onderstaande bijdrage gaan wi...
Leestijd 
Auteur artikel Geeke Hissink (uit dienst)
Gepubliceerd 23 februari 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Artikel 24 van de Werkloosheidswet (WW) is per 1 oktober 2006 ingrijpend gewijzigd. Kort gezegd heeft iemand in beginsel aanspraak op een WW-uitkering, tenzij (a) sprake is van een dringende reden waarvan de werknemer een verwijt valt te maken, of (b) indien het initiatief voor de beëindiging bij de werknemer lag terwijl aan de voortzetting ervan niet zodanige bezwaren waren verbonden dat de voortzetting redelijkerwijs niet van de werknemer kon worden gevergd. In onderstaande bijdrage gaan wij nader in op deze eerstgenoemde grond, de zogenaamde a-grond.

Het ambtenarenrecht kent het begrip ‘dringende reden’ niet. Vergelijkbaar aan het civielrechtelijke ontslag op staande voet, kan een ambtenaar weliswaar strafontslag worden verleend, maar dit ontslag kent zo zijn eigen ‘spelregels’. Zo is vereist dat sprake is van zeer ernstig plichtsverzuim en dus niet van een dringende reden, al zal de invulling van beide begrippen in de praktijk vaak overeenstemmen. 

Dus hoe moet nu een verleend (straf)ontslag worden ‘gewogen’ in het kader van een WW-aanvraag door de betrokken ambtenaar? Hierbij is het goed te realiseren dat de overheidswerkgever eigenrisicodrager is voor de WW, in die zin dat het UWV verhaal pleegt op de overheidswerkgever tot wie de dienstbetrekking stond uit hoofde waarvan de overheidswerknemer de werkloosheidsuitkering ontvangt (artikel 79 WW).

De Centrale Raad van Beroep heeft begin 2009 (zie onder andere LJN: BH2387) bepaald dat ook in het ambtenarenrecht gewerkt moet worden met het civielrechtelijke begrip dringende reden. Daarnaast oordeelt de Raad dat voor de beoordeling van de a-grond de inhoudelijke ontslaggrond bepalend is en niet de gekozen ontslagroute. Kort en goed: met het verlenen van een strafontslag ben je er niet. Het verweten plichtsverzuim dient ook een dringende reden op te leveren. Van een dringende reden is sprake als het  verweten feit kwalificeert als een dringende reden (vergelijk artikel 7:678 BW): de zogenaamde objectiviteit van de dringende reden. Daarnaast moet voldaan zijn aan de overige relevante maatstaven, te weten de zogenaamde subjectiviteit van de dringende reden. Schoolvoorbeelden hiervan zijn de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het dienstverband,  in hoeverre de verweten gedraging hiermee verband houdt en de gevolgen van een ontslag (op staande voet).

Recentelijk speelde een tweetal zaken bij de Raad waarin nader ingegaan wordt op de inhoudelijke ontslaggrond c.q. de dringende reden. In beide situaties werd de ambtenaar een verwijt gemaakt van de ontstane situatie. In de uitspraak van 15 juni 2011 (LJN: BQ8713) overweegt de Raad dat niet perse een strafontslag hoeft te worden verleend, wil sprake zijn van verwijtbare werkloosheid. Ook in de situatie dat geen strafontslag wordt verleend, kan dus wel sprake zijn van verwijtbare werkloosheid. In de uitspraak van 22 juni 2011 (LJN: BQ9528) was ook geen strafontslag verleend, maar hield het ontslag wel rechtstreeks verband met het feit dat een politieambtenaar zijn partner langere tijd stelselmatig had mishandeld. Toen dit feit aan het licht kwam eind 2008 is de ambtenaar geschorst. Begin 2009 volgde een strafrechtelijke veroordeling, waarna de ambtenaar bij besluit van 25 juni 2009 werd ontslagen per 1 oktober 2009. Omdat tussen het moment dat de verweten gedraging(en) aan het licht kwam(en) en het ontslag bijna een jaar ligt, komt de Raad (evenals in de eerdere hiervoor kort aangehaalde uitspraak) tot het oordeel dat niet voldaan wordt aan de subjectieve dringendheid. De werkgever had ‘onverwijld’ actie moeten ondernemen om de ambtenaar op de kortst mogelijke termijn te ontslaan. Weliswaar wordt de werkgever enige tijd gegund voor zorgvuldig onderzoek alvorens definitieve rechtspositionele maatregelen moeten worden genomen, maar een talmen / stilzitten als in onderhavige zaak is gebeurd, wordt niet geaccepteerd.

Zoals in de literatuur ook al aangehaald, wordt uit de twee uitspraken duidelijk dat een overheidswerkgever, wil hij voorkomen dat de ambtenaar een aanspraak kan maken op een WW-uitkering (die voor zijn rekening komt), voortvarend te werk moet gaan, zodat eveneens wordt voldaan aan de subjectiviteit van de dringende reden.