1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De-risking: opzegging uitvoeringsovereenkomst Alcatel-Lucent (1)

De-risking: opzegging uitvoeringsovereenkomst Alcatel-Lucent

De Hoge Raad heeft op 10 juni een belangrijke uitspraak gedaan over de uitleg van het opzeggingsartikel (7.3) tussen Alcatel–Lucent (hierna: Alcatel) en het Ondernemingspensioenfonds (hierna: Opf).Achtergrond van deze kwestie is de-risking: de wens van Alcatel als werkgever om de financiële risico’s te beperken van de uitvoering van de pensioenregeling die ondergebracht is bij Opf. Hiertoe had Alcatel eind september 2010 de uitvoeringsovereenkomst voor onbepaalde tijd opgezegd per 2012,...
Leestijd 
Auteur artikel Henk Hoving
Gepubliceerd 18 augustus 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018

De Hoge Raad heeft op 10 juni een belangrijke uitspraak gedaan over de uitleg van het opzeggingsartikel (7.3) tussen Alcatel–Lucent (hierna: Alcatel) en het Ondernemingspensioenfonds (hierna: Opf).


Achtergrond van deze kwestie is de-risking: de wens van Alcatel als werkgever om de financiële risico’s te beperken van de uitvoering van de pensioenregeling die ondergebracht is bij Opf. Hiertoe had Alcatel eind september 2010 de uitvoeringsovereenkomst voor onbepaalde tijd opgezegd per 2012, met inachtneming van de contractuele opzegtermijn.


In 2008 beschikte Opf niet over het wettelijk vereist eigen vermogen, waardoor sinds 2009 een door DNB opgelegd (korte- en langetermijn) herstelplan van toepassing was/is.


Achtergrond van de wens (van Alcatel) om te de-risken zijn de stijging van de levensverwachting, de historisch lage rentestand en de financiële crises van de afgelopen jaren.


Hierdoor is sprake van onderdekking en worden werkgevers (zoals Alcatel) geconfronteerd met stijgende (kostendekkende) pensioenpremies en herstelpremies.


Betalingsverplichtingen Alcatel


In deze rechtszaak gaat het om de omvang van de voortdurende betalingsverplichtingen van Alcatel ten opzichte van Opf voor de pensioenaanspraken en –rechten die opgebouwd zijn over de periode tot 2012. De opbouw vanaf 2012 is elders ondergebracht, dus niet bij Opf.


Alcatel is bereid de verplichtingen uit hoofde van het herstelplan met herstelbetalingen aan Opf tot 2023 te blijven voldoen. Volgens Opf is dit niet voldoende en zijn er daarnaast andere financiële verplichtingen, waaronder



  • een opslag voor het in stand houden van de algemene reserve van Opf

  • excassokosten (kosten om de pensioenen op de pensioendatum te kunnen betalen) en

  • een solvabiliteitsopslag (een opslag om het vermogen van Opf op peil te houden, zodat het aan zijn verplichtingen kan blijven voldoen).


Deze door Opf gevorderde verplichtingen staan niet opgesomd in de exit–bepaling van de uitvoeringsovereenkomst, maar vloeien hieruit wel naar redelijkheid en billijkheid voort in verband met een leemte in deze overeenkomst, aldus Opf.


Het gerechtshof Den Haag had de bedoelde betalingsverplichtingen van Alcatel ten opzichte van Opf afgewezen omdat de uitvoeringsovereenkomst hierover niets bevat.


Centrale rechtsvraag


Is opzegging van de uitvoeringsovereenkomst door Alcatel mogelijk zonder betaling van (schade) vergoeding aan Opf?


De Hoge Raad oordeelt hierover als volgt:



  • Voor opzegging van een uitvoeringsovereenkomst gelden geen andere regels dan in het algemeen voor de opzegging van duurovereenkomsten die voor onbepaalde tijd zijn aangegaan. Opzegging is dus in beginsel mogelijk, ook als geen opzegbepaling in de overeenkomst is opgenomen. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en de inhoud van de overeenkomst meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat, dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen, of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.

  • In de Alcatel-zaak geldt dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van deze uitvoeringsovereenkomst in de weg kunnen staan aan opzegging zonder betaling van een (schade)vergoeding, dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer gewicht toekomen aan de aard van de betrokken belangen, aan de omstandigheid dat in artikel 25 lid 1, aanhef en onder h Pensioenwet voor andere pensioenuitvoerders dan een ondernemingspensioenfonds het belang is onderkend dat is voorzien in voorwaarden die gelden bij de beëindiging van een uitvoeringsovereenkomst, aan omstandigheden die aan het betrokken pensioenfonds zijn opgelegd (zoals de verplichting in verband met een herstelplan of de verplichting tot waardeoverdracht van hetgeen na opzegging resteert), en aan de omstandigheid dat de uitvoeringsovereenkomst betrekking heeft op (opgebouwde) pensioenaanspraken van (gewezen) werknemers, tegenover wie de (voormalige) werkgever op grond van de (voormalige) arbeidsverhouding een zekere verantwoordelijkheid heeft (behouden).


Het gerechtshof was onvoldoende ingegaan op de stellingen van Opf dat, indien de gestelde betalingsverplichtingen niet volgen uit de uitvoeringsovereenkomst, de door Opf gevorderde kosten toch voor rekening komen van Alcatel in verband met



  • een leemte in de uitvoeringsovereenkomst of

  • de omstandigheid dat de uitvoeringsovereenkomst een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd is en de beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst noopt tot betaling van schadevergoeding.


Slotsom


Het gerechtshof Amsterdam zal de verdere behandeling van het geschil tussen Alcatel en Opf oppakken. Kortom de zaak is nog niet ten einde.


De Hoge Raad heeft geoordeeld dat aan de-risking door een werkgever met een ondernemingspensioenfonds financiële risico’s kleven voor de bij het fonds achterblijvende financiële verplichtingen en mogelijk ook voor een door DNB opgelegde collectieve waardeoverdracht hiervan aan een ander pensioenfonds of een pensioenverzekeraar.


Achtergrondproblematiek de-risking


De maatregel van de-risking staat niet op zichzelf. Immers, de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder is gebaseerd op de pensioenovereenkomst tussen de (voormalige) werkgever en de (gewezen) werknemers/deelnemers. Aanpassing van de uitvoeringsovereenkomst kan dan ook niet plaatsvinden zonder dat (eerst) ook de pensioenovereenkomst aangepast wordt. Dit kan voor de toekomst geëffectueerd worden door een afspraak tussen de werkgever en de sociale partners in een nieuwe cao-afspraak over pensioen. Ook in die situatie kan de individuele instemming van de (gewezen) werknemers/deelnemers relevant blijven, namelijk voor zover zij niet op grond van het cao-recht of op grond van een dynamisch geformuleerd incorporatiebeding in de arbeids-/pensioenovereenkomst gebonden zijn aan nieuwe (lees: slechtere) afspraken.


Indien geen sprake is van een cao-afspraak heeft daarnaast de OR instemmingsrecht over wijziging van de pensioenafspraak tussen werkgever en werknemers.


Zie over deze problematiek de recente blog van Frédérique Hoppers van 12 augustus naar aanleiding van het pensioenconflict tussen KLM en haar piloten.