1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Eindigt de arbeidsovereenkomst automatisch bij pensioenleeftijd 65 jaar?

Eindigt de arbeidsovereenkomst automatisch bij pensioenleeftijd 65 jaar?

Op 12 oktober 2010 heeft het Hof van Justitie EG uitspraak gedaan over de geldigheid van clausules in collectieve arbeidsovereenkomsten waarin opgenomen is dat arbeidsovereenkomsten van werknemers automatisch eindigen bij het bereiken van de pensioenleeftijd (65 jaar).Essentieel voor de beoordeling is dat met een dergelijke clausule geen inbreuk gemaakt wordt op het verbod op leeftijdsdiscriminatie. Dit verbod is op grond van een Europese richtlijn (2000/78 EG van de Raad van 27 november 2000...
Leestijd 
Auteur artikel Henk Hoving
Gepubliceerd 03 november 2010
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 12 oktober 2010 heeft het Hof van Justitie EG uitspraak gedaan over de geldigheid van clausules in collectieve arbeidsovereenkomsten waarin opgenomen is dat arbeidsovereenkomsten van werknemers automatisch eindigen bij het bereiken van de pensioenleeftijd (65 jaar).

Essentieel voor de beoordeling is dat met een dergelijke clausule geen inbreuk gemaakt wordt op het verbod op leeftijdsdiscriminatie. Dit verbod is op grond van een Europese richtlijn (2000/78 EG van de Raad van 27 november 2000) in Nederland geïmplementeerd in de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL). Op grond van artikel 3 sub c van deze wet is het maken van onderscheid verboden bij het beëindigen van een arbeidsverhouding.

Het HvJ EG heeft in de uitspraak vastgesteld dat de bedoelde Europese richtlijn in die zin moet worden uitgelegd dat deze zich niet verzet tegen het automatisch eindigen van arbeidsovereenkomsten zodra de werknemer de op 65 jaar vastgestelde pensioenleeftijd bereikt, indien dit is overeengekomen in een collectieve arbeidsovereenkomst.

Achtergrond is dat voldaan moet zijn aan twee vereisten.Allereerst moet de bepaling in de CAO objectief en redelijk worden gerechtvaardigd door een legitieme doelstelling van werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid.

Daarnaast moeten de middelen voor het bereiken van deze doelstelling passend en noodzakelijk zijn. De (nationale) rechter moet in een concreet geval hieraan toetsen.

In de specifieke zaak oordeelde het HvJ EG dat aan beide vereisten is voldaan. De doelstelling ter zake een evenwichtige verdeling van de werkgelegenheid en de toegang tot de arbeidsmarkt acht het HvJ EG legitiem. Daarnaast strekt de beperking niet verder dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen, zodat de maatregel passend en noodzakelijk wordt beoordeeld.

Verder heeft het HvJ EG vastgesteld dat de lidstaten bevoegd zijn om een CAO waarin een pensioenontslagbeding opgenomen is algemeen verbindend te verklaren. Voorwaarde is dat aan de werknemers niet de bescherming ontnomen wordt die hun ingevolge de Europese richtlijn wordt geboden tegen discriminatie op grond van leeftijd bij het verrichten van arbeid.

Deze uitspraak sluit aan bij de huidige situatie in Nederland. In veel CAO’s staat een beding dat de arbeidsovereenkomst automatisch (van rechtswege) eindigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (veelal 65 jaar). Over de geldigheid hiervan bestaat wel de nodige discussie tussen arbeidsrechtjuristen. Deze discussie spitst zich deels toe op het verbod van discriminatie, maar deels ook op de juridische constructie dat het dienstverband van rechtswege eindigt, terwijl sprake is van een dienstverband van onbepaalde duur. Deze laatste discussie spitst zich met name toe op artikel 7:667 leden 1 en 6 BW.

Over dit laatste discussiepunt heeft voormalig minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op Kamervragen geantwoord dat hij overweegt bij wet te verduidelijken dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd automatisch kan eindigen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Hieraan verbindt hij twee voorwaarden. Allereerst moet sprake zijn van een schriftelijke vastlegging van het pensioenontslagbeding in de (collectieve) arbeidsovereenkomst. Verder mag het beding niet in strijd zijn met de WGBL.

Vooralsnog is geen sprake van een wettelijke verankering van het pensioenontslagbeding. Het is de vraag of dit nog nodig is mede in het licht van onderhavige uitspraak Hierbij dient wel een kanttekening gemaakt te worden nu het HvJ EG zich in de specifieke zaak eerst heeft gebogen over de rechtsgeldigheid van een bepaling in de ‘nationale regeling’ waarbij de Staat Sociale Partners, werkgevers en werknemers toestaat arbeidsovereenkomsten op een bepaalde vastgestelde leeftijd te beëindigen.

 De geldigheid van het/een pensioenontslagbeding zal aan maatschappelijk belang winnen door de voorgenomen verhoging van de AOW-leeftijd naar 66 jaar, en op verdere termijn naar 67 of 68 jaar. Vooralsnog is nog geen sprake van een wetsontwerp, zoals aangekondigd door het vorige Kabinet.