1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geen aansprakelijkheid voor letsel gehandicapte werknemer

Geen aansprakelijkheid voor letsel gehandicapte werknemer

Het Gerechtshof Amsterdam heeft zich onlangs gebogen over een zaak met een tragische uitkomst (11 februari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1589). Het betrof een werknemer die lijdt aan een spastische tetraparese en werkzaam was voor het leer-werkbedrijf Op/Maat. De werknemer was in maart 2011 aan het werk met een collega met wie hij een goede verhouding had opgebouwd. Zijn collega gaf de werknemer in het trappenhuis een vriendschappelijke schouderklop, waarna hij van de trap viel en blijvend letsel...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 19 mei 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het Gerechtshof Amsterdam heeft zich onlangs gebogen over een zaak met een tragische uitkomst (11 februari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1589). Het betrof een werknemer die lijdt aan een spastische tetraparese en werkzaam was voor het leer-werkbedrijf Op/Maat. De werknemer was in maart 2011 aan het werk met een collega met wie hij een goede verhouding had opgebouwd. Zijn collega gaf de werknemer in het trappenhuis een vriendschappelijke schouderklop, waarna hij van de trap viel en blijvend letsel opliep. Nadat de werknemer in de periode daarna nog had geprobeerd om op halve kracht zijn werkzaamheden te hervatten, is hij volledig uitgevallen.



Omdat de werknemer letsel (en daarmee schade) had opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden, heeft hij eerst zijn werkgever aansprakelijk gesteld (artikel 7:658 BW). Het Hof oordeelt echter dat Op/Maat niet aansprakelijk is voor de door de werknemer opgelopen letsel. Voor aansprakelijkheid is namelijk nodig dat een werkgever niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Deze zorgplicht betreft de verplichting om – kort gezegd – een veilige werkomgeving te creëren, onder meer door de werknemers de nodige aanwijzingen te verstrekken waarmee onveilige situaties worden voorkomen. Volgens de werknemer was het een onderdeel van de zorgplicht van Op/Maat dat zij een gedragsregel had moeten ontwikkelen, op grond waarvan alle aanwezigen op het werk zich moesten onthouden van fysiek contact. Dit temeer nu bij Op/Maat in meer of mindere mate werknemers gehandicapt zijn en veelal moeilijk ter been zijn en of minder stabiel op hun benen staan. Daarom zou het ontbreken van een dergelijke gedragsregel moeten worden gezien als een gebrek in de naleving van de zorgplicht. Het hof oordeelt echter dat de zorgplicht van de werkgever niet zo ver strekt dat Op/Maat de instructie had moeten geven om lichamelijk contact zoals een schouderklop te verbieden. Dit gaat volgens het hof te ver. De werkgever is daarom niet gehouden de schade van de werknemer te vergoeden.

Evenmin is volgens het hof de collega die de schouderklop heeft gegeven aansprakelijk. Volgens het hof had de collega geen rekening moeten houden dat, na een enkele vriendschappelijke schouderklop, de werknemer zou vallen. Om die reden kan geen sprake zijn van onrechtmatig handelen van de collega.

De werknemer heeft zijn werkgever niet alleen aansprakelijk gesteld op grond van werkgeversaansprakelijkheid (de meest voor de hand liggende rechtsgrond), maar ook op schending van artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hij stelt dat het niet implementeren van de gedragsregel dat fysiek contact tussen collega’s verboden is een schending oplevert van het recht op eerbiediging van zijn privéleven. Dit recht zou mede de fysieke integriteit van een persoon omvatten. Ook dit beroep slaagt echter niet. Een vriendschappelijke schouderklop kan volgens het hof niet worden gezien als een schending van een fysieke integriteit, zodat Op/Maat een dergelijke handeling ook niet had hoeven verbieden. Daarbij merkt het hof nog op dat het ook de vraag is of een dergelijk verbod een impulsieve gedraging als die van een vriendschappelijke schouderklop zou hebben voorkomen.

Juridisch gezien lijkt dit een correcte uitspraak. De uitkomst is echter niet bevredigend. Het hof benoemt dit ook. In de uitspraak wordt opgemerkt dat het hof oog heeft voor het leed van de werknemer, die vóór zijn val komen al kampte met fysieke en geestelijke beperkingen en nu ook letsel heeft opgelopen. Toepassing van de wet maakt het volgens het hof echter onvermijdelijk dat de werknemer de gevolgen moet dragen van wat - aldus het hof - niet anders kan worden genoemd dan een hoogst ongelukkige samenloop van omstandigheden.