1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Gelooft minister Asscher het zelf?

Gelooft minister Asscher het zelf?

Een trotse minister Asscher was gisteren te gast bij het radio 1 journaal. De Wet Werk en Zekerheid werd die dag door de Eerste Kamer aangenomen. De minister vertelde dat er eindelijk, na tientallen jaren van discussie, een belangrijke wijziging op het gebied van het ontslagrecht was aangenomen. Een op zichzelf juiste constatering die inderdaad op het conto van deze minister mag worden geschreven.De inhoudelijke toelichting van de minister op de wetswijziging was echter minder overtuigend. De...
Leestijd 
Auteur artikel Tom Vandeginste
Gepubliceerd 11 juni 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een trotse minister Asscher was gisteren te gast bij het radio 1 journaal. De Wet Werk en Zekerheid werd die dag door de Eerste Kamer aangenomen. De minister vertelde dat er eindelijk, na tientallen jaren van discussie, een belangrijke wijziging op het gebied van het ontslagrecht was aangenomen. Een op zichzelf juiste constatering die inderdaad op het conto van deze minister mag worden geschreven.
De inhoudelijke toelichting van de minister op de wetswijziging was echter minder overtuigend. De minister herhaalde diverse malen dat de wetswijziging ertoe zal leiden dat werkgevers en werknemers in de toekomst binnen vier weken weten waar zij aan toe zijn. Volgens de minister een duidelijke verkorting en vereenvoudiging van de ontslagprocedures. Is dat juist? Ik denk het niet. De wetswijziging maakt in ontslagzaken hoger beroep (en cassatie) mogelijk waar dat nu in de meeste gevallen onmogelijk is. Werkgevers en werknemers kunnen in de toekomst jarenlang doorprocederen over de vraag of een werknemer terecht is ontslagen en over de vraag welke vergoeding de werknemer moet krijgen. Hoezo duidelijkheid binnen vier weken?

De minister lijkt er vanuit te gaan dat hoger beroep (en cassatie) in de praktijk slechts mondjesmaat zullen voorkomen. Maar is die gedachte wel terecht? Met de Wet Werk en Zekerheid wordt ook de kantonrechtersformule afgeschaft waardoor werknemers in het algemeen aanspraak zullen hebben op een lagere ontslagvergoeding. Met name de oudere werknemers met langere dienstverbanden zullen daarvan de gevolgen ondervinden. Zij zullen genoegen moeten nemen met een veel lagere ontslagvergoeding dan nu het geval is. Bovendien wordt de duur van de WW verkort van maximaal drie jaar naar maximaal twee jaar. Het financiële vangnet voor werknemers die worden geconfronteerd met ontslag zal in de toekomst aanmerkelijk beperkter zijn. De gevolgen daarvan zullen met name de oudere werknemers treffen, aangezien zij nog altijd een slechte positie op de arbeidsmarkt hebben. Het ligt daarmee voor de hand dat werknemers gebruik zullen gaan maken van de mogelijkheid om in hoger beroep de rechtmatigheid van het ontslag te laten toetsen. Dat leidt tot een toename van het aantal gerechtelijke procedures en langdurige onzekerheid voor werkgever en werknemer over het ontslag. Precies het omgekeerde van de stelling van minister Asscher. Ik sluit niet uit dat werkgevers en werknemers na invoering van het nieuwe ontslagrecht met enige weemoed zullen terugdenken aan de tijden waarin de beëindiging van een arbeidsovereenkomst via de ontbindingsprocedure bij de kantonrechter of het UWV snel kon worden gerealiseerd, waarbij vooraf een redelijke inschatting kon worden gemaakt van de daarmee gemoeide kosten. Snelheid en duidelijkheid zijn dan ook niet de problemen waarmee de praktijk worstelt. Wel is het zo dat werkgevers in het algemeen de kosten van ontslag erg hoog vinden. De kantonrechters waren echter al doende om hun kantonrechtersformule aan te passen (wat werd doorkruist door het wetsvoorstel).

Begrijp me niet verkeerd: ik ben niet van mening dat er geen aanpassing van het ontslagrecht wenselijk was. De praktijk vraagt wel degelijk om wetgeving die beter aansluit bij de huidige arbeidsmarktverhoudingen. Er is juist behoefte aan wetgeving waarin de zowel door werkgevers als werknemers gewenste flexibiliteit mogelijk wordt gemaakt. Daarvoor is het nodig dat wordt afgestapt van de inmiddels aan behoorlijke slijtage onderhevige gedachte dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd het hoogste goed is. Helaas is dat wel de gedachte die ten grondslag ligt aan het nieuwe ontslagrecht.

Tom Vandeginste