1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hoe zit het met de pensioenopbouw tijdens werktijdverkorting?

Hoe zit het met de pensioenopbouw tijdens werktijdverkorting?

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) heeft gisteren (16 maart 2020) een Vraag & Antwoord (V&A 20-004) gepubliceerd waarin wordt ingegaan op de vraag of de pensioenopbouw kan worden gecontinueerd gedurende de periode van de werktijdverkorting.
Leestijd 
Auteur artikel Frédérique Hoppers
Gepubliceerd 17 maart 2020
Laatst gewijzigd 20 maart 2020

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) heeft gisteren (16 maart 2020) een Vraag & Antwoord (V&A 20-004) gepubliceerd waarin wordt ingegaan op de vraag of de pensioenopbouw kan worden gecontinueerd gedurende de periode van de werktijdverkorting.

In de V&A zijn drie situaties geschetst waarin pensioenopbouw (fiscaal) gezien mogelijk is. Onderscheid daarbij enerzijds de situatie dat de dienstbetrekking niet eindigt (zie situatie 1. in V&A) en anderzijds de situatie dat de dienstbetrekking wel zou eindigen (zie situatie 2. en situatie 3. in V&A). In dat laatste geval moet je nog onderscheiden daar waar een onvrijwillig ontslag verleend wordt en daar waar van een onvrijwillig ontslag geen sprake is en er evenmin een loongerelateerde uitkering genoten wordt (die situatie zal minder vaak aan de orde zijn).

Uitgangspunt bij een werktijdverkorting is dat de dienstbetrekking gewoon gecontinueerd wordt (tenzij bijvoorbeeld het bepaalde tijd contract afloopt). Situatie 1. zal zich dus het vaakste voordoen. In dat geval is een continuering van de opbouw fiscaal gezien mogelijk en zal het salaris voorafgaand aan de werktijdverkorting doorslaggevend zijn. Let echter op! Dit betreft alleen de fiscale bandbreedte. Of een continuering van de opbouw mogelijk is, zal namelijk óók afhangen van de vraag wat het pensioenreglement regelt qua pensioengevend salaris e.d. Juist omdat tijdens werktijdverkorting er in beginsel over de gekorte uren geen loonbetalingsverplichting is (in verband met artikel 5 van de Regeling onwerkbaar weer), kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat het pensioenreglement in een ongewijzigde continuering van de opbouw voorziet. Omdat tegelijkertijd geen sprake is van een einde van de dienstbetrekking, zal de fiscale facilitering van situatie 2. en situatie 3. dan geen soelaas bieden, nog daargelaten of het pensioenreglement überhaupt in de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting voorziet. Zeker bij verzekerde regelingen is dat maar de vraag.