Na een sollicitatieprocedure voor de functie van operations manager wordt er tussen de werknemer en de werkgever op 18 januari 2018 een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar gesloten. Er wordt geen proeftijd overeengekomen. De arbeidsovereenkomst zou aanvangen per 5 maart 2018.
De werknemer bedenkt zich en laat op 25 januari per telefoon weten dat hij toch van de gesloten arbeidsovereenkomst afziet. De werkgever stuurt de werknemer op 1 februari een brief waarin de werkgever stelt dat de werknemer onregelmatig (dus niet tijdig) heeft opgezegd en maakt aanspraak op de daarmee samenhangende gefixeerde schadevergoeding.
De werknemer verweert zich tegen deze vordering door te stellen dat in het telefoongesprek alles zou zijn geregeld en dat de werkgever zou hebben ingestemd.
De kantonrechter bepaalt in het vonnis dat uit de brief van 1 februari 2018 kan worden opgemaakt dat de werkgever de mondelinge opzegging via de telefoon beschouwde als een opzegging. Hij heeft immers op grond van het telefoontje aanspraak gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging. De kantonrechter oordeelt daarom dat er sprake was van een opzegging per 25 januari 2018.
In een (antiek) arrest van 19 oktober 1917, NJ 1917, p. 1108, heeft de Hoge Raad – aldus de kantonrechter – geoordeeld: “dat sommige bepalingen uit het arbeidsrecht al van toepassing kunnen zijn voordat feitelijk arbeid wordt verricht. Die lijn is daarna in diverse arresten van de Hoge Raad herhaalt. De ratio is dat sommige situaties zich al kunnen voordoen voordat de arbeid feitelijk is aangevangen en het onlogisch en onpraktisch zou zijn als men zou moeten wachten met het daaraan verbinden van gevolgen tot het moment dat met de arbeid aangevangen is”. De kantonrechter oordeelt dat daarmee her ook logisch is dat de opzegtermijn begint te lopen op de dag dat er (in dit geval mondeling) is opgezegd en niet pas op de dag dat de werknemer de arbeid normaal gesproken zou zijn aangevangen
De opzegging van 25 januari 2018 tegen 1 maart 2018 was daarom tijdig (een maand opzegtermijn is in acht genomen) en de vordering van de werkgever wordt dan ook afgewezen.
In de literatuur en andere jurisprudentie is, zo onderkent de kantonrechter, wel anders over dit onderwerp gedacht. Komt u als werkgever of als werknemer zelf in zo’n situatie neemt u dan contact met ons op om de juiste stappen te kunnen zetten en schadevergoedingen te voorkomen.