1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Informatie- en zorgplicht bij communicatie pensioenuitvoerder aangescherpt (1)

Informatie- en zorgplicht bij communicatie pensioenuitvoerder aangescherpt

In een eerder arrest uit 2013 besliste de Hoge Raad dat beëindiging van de pensioenregeling valt onder de wettelijke informatieplicht van de pensioenuitvoerder. Deze moet de deelnemer schriftelijk informeren over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement, onder verwijzing naar de mogelijkheid het gewijzigde pensioenreglement op te vragen (artikel 21 lid 2 Pensioenwet). Als dit geldt voor iedere wijziging, is dit niet anders bij de meest vergaande vorm hiervan, besta...
Leestijd 
Auteur artikel Henk Hoving
Gepubliceerd 11 november 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018

In een eerder arrest uit 2013 besliste de Hoge Raad dat beëindiging van de pensioenregeling valt onder de wettelijke informatieplicht van de pensioenuitvoerder. Deze moet de deelnemer schriftelijk informeren over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement, onder verwijzing naar de mogelijkheid het gewijzigde pensioenreglement op te vragen (artikel 21 lid 2 Pensioenwet). Als dit geldt voor iedere wijziging, is dit niet anders bij de meest vergaande vorm hiervan, bestaande uit beëindiging van de pensioenregeling. Op 6 november 2015 heeft de Hoge Raad zich opnieuw over de wettelijke informatieplicht van de pensioenuitvoerder uitgelaten.


Nieuwe casus


De werknemer was per 5 november 2004 DGA geworden. In 2004 waren DGA’s uitgezonderd van de wettelijke plicht tot deelname in Bpf Bouw. Tot en met 4 november 2004 was betrokkene als werknemer en vanaf 5 november 2004 tot en met 31 december 2005 als DGA wel verplicht deelnemer aan de zogenaamde Aanvullingsregeling en Vroegpensioenregeling. Vanaf 1 januari 2006 betaalde de DGA geen premie meer aan de beide regelingen, die per die datum voor alle deelnemers werden beëindigd. In maart 2006 stelde het Vroegpensioenfonds de DGA’s die hadden deelgenomen in het  Vroegpensioenfonds en het VUT-fonds op de hoogte van het einde van de Vroegpensioen- en  Aanvulllingsregeling per 1 januari 2006. Tevens werd het aanbod gedaan om op vrijwillige basis deel te nemen in de OP-regeling en aanvullende regelingen 55-/55+ van Bpf Bouw. Hierop diende voor 1 mei 2006 positief schriftelijk gereageerd te worden.


De DGA deelde anderhalf jaar later, bij brief d.d. datum 16 december 2008 mede aan Bpf Bouw gebruik te willen maken van dit aanbod. Bpf Bouw wees dit af, omdat niet tijdig was gereageerd. De DGA stelde dat hij de brief van maart 2004 nooit had ontvangen en dat Bpf Bouw nooit een rappel of enige herinnering aan hem had gezonden, of het aanbod aangetekend of met bewijs van ontvangst had gestuurd. De DGA verweet Bpf Bouw dat gehandeld was in strijd met de zorgplicht voor (gewezen) deelnemers. Bpf Bouw voerde aan dat zij niet verplicht was tot het doen van een aanbod tot vrijwillige deelneming en voorts, dat nu het onverplichte aanbod niet tijdig was aanvaard, daarop geen beroep meer gedaan kon worden. Daarnaast voerde Bpf Bouw aan dat de DGA al in 2005 op verschillende andere manieren geïnformeerd was over de beëindiging van de Vroegpensioen- en Aanvullingsregeling, en dat de DGA vanaf 2006 geen pensioengegevens had ingediend en (derhalve) ook geen premies meer had betaald.


Oordeel rechters


De rechtbank stelde de DGA in het ongelijk. Het hof was het eens met de DGA en wees de vorderingen toe, onder verwijzing naar het oude artikel 17 PSW en het huidige artikel 21 Pensioenwet.


De afschaffing van een regeling is de meest verstrekkende wijziging van de pensioenregeling en is bij uitstek van invloed op de pensioenpositie van de belanghebbenden. Nu het aanbod in de brief van maart 2006 vervat was in de brief die kennis gaf van de beëindiging van de Vroegpensioen- en Aanvullingsregeling en met die beëindiging rechtstreeks verband hield, strekt de wettelijke zorgplicht van Bpf Bouw zich ook uit tot dit aanbod. Het hof verwees naar het eerdere arrest van de Hoge Raad uit 2013.


Strekking van deze wettelijke informatieplicht is dat belanghebbenden inzicht wordt verschaft in hun pensioenpositie. Zij kunnen dan desgewenst zelf aanvullende voorzieningen treffen.


Hieraan doet niet af dat de DGA op andere wijze dan de brief van maart 2008 op de hoogte was geraakt van het vervallen van de Vroegpensioen- en Aanvullingsregeling. Daarmee staat namelijk nog niet vast dat het DGA ook op de hoogte was van het aanbod vanaf 2006 vrijwillig deel te nemen in de OP-regeling. Hieraan doet niet af dat het hier om een onverplicht aanbod van Bpf Bouw ging. Nu een aanbod was gedaan, moest onderzocht worden in hoeverre aan de wettelijke zorgplicht voldaan was.


De Hoge Raad is het eens met de visie en het oordeel van het hof.


Tot slot 1


De wettelijke informatieplicht van de pensioenuitvoerder bij wijziging van de pensioenregeling geldt evenzo bij beëindiging hiervan.


Op de pensioenuitvoerder ligt de bewijslast dat aan deze informatieplicht is voldaan. Doel is dat de belanghebbenden zich beraden over hun pensioensituatie.


Als de pensioenuitvoerder aan deze informatie (wijziging of beëindiging van de pensioenregeling)  koppelt of in hetzelfde document informatie geeft over een onverplicht aanbod voor deelname aan een andere pensioenregeling, dan gelden dezelfde regels.


Tot slot 2


Het huidige recht in de Pensioenwet is nog niet zo lang geleden aangescherpt (per 1 juli 2015: Wet pensioencommunicatie).


Voor alle informatie die de pensioenuitvoerder verstrekt of beschikbaar stelt geldt, dat deze correct, duidelijk en evenwichtig moet zijn. De informatie moet verder tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld worden (artikel 48 leden 1 en 2 Pensioenwet).


Verder moet de pensioenuitvoerder bevorderen dat de verschafte informatie inzicht geeft in de keuzemogelijkheden die er zijn in de pensioenregeling en de gevolgen van belangrijke gebeurtenissen voor het pensioen (artikel 48 lid 3 Pensioenwet).


De pensioenuitvoerder kan ervoor kiezen de informatie elektronisch of schriftelijk te verstrekken. Indien de (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde bezwaar heeft tegen elektronische verstrekking, gebeurt dit schriftelijk (artikel 49 Pensioenwet).


Zorgvuldigheid en oplettendheid bij alle communicatie van de pensioenuitvoerder (en werkgever) zijn kernbegrippen. Nalatigheid zal al gauw leiden tot aansprakelijkheid.