1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Interface van software niet beschermd door softwarerichtlijn maar mogelijk wel door 'gewoon' auteursrecht

Interface van software niet beschermd door softwarerichtlijn maar mogelijk wel door 'gewoon' auteursrecht

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft vandaag het eerste arrest gewezen waarin het de Softwarerichtlijn uitlegt. Het Hof maakt duidelijk dat de grafische vormgeving van een computerprogramma (de interface) niet door de softwarerichtlijn maar mogelijk wel door het gewone auteursrecht beschermd wordt. Daarnaast geeft het ook enkele interessante algemene overwegingen over de softwarerichtlijn.De zaak speelt oorspronkelijk in Tjechie. De BSA (Business Software Alliance) had hier bij de...
Leestijd 
Auteur artikel Mark Jansen
Gepubliceerd 22 december 2010
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft vandaag het eerste arrest gewezen waarin het de Softwarerichtlijn uitlegt. Het Hof maakt duidelijk dat de grafische vormgeving van een computerprogramma (de interface) niet door de softwarerichtlijn maar mogelijk wel door het gewone auteursrecht beschermd wordt. Daarnaast geeft het ook enkele interessante algemene overwegingen over de softwarerichtlijn.

De zaak speelt oorspronkelijk in Tjechie. De BSA (Business Software Alliance) had hier bij de Tjechische overheid een aanvraag ingediend voor het collectief beheer van rechten op software. Deze aanvraag werd geweigerd. In de discussie die in vervolg daarop tussen partijen onstond, was de vraag of de interface van een computerprogramma op zichzelf moet worden beschouwd als een computerprogramma in de zin van de Softwarerichtlijn.

Die vraag is relevant, omdat dankzij de Softwarerichtlijn voor computerprogramma's een beschermingsregime geldt dat enigszins afwijkt van het normale auteursrechtelijke regime. Met andere woorden: het antwoord op deze vraag bepaalt in welk hoofdstuk van de auteurswet gekeken moet worden.

De Tjechische rechter heeft deze vraag aan het Europese Hof voorgelegd. Enige tijd geleden concludeerde de Advocaat-Generaal bij dit Hof al dat de interface op zichzelf geen computerprogramma is. (zie in dat kader [intlink id="3814" type="post"]het eerdere bericht van Ernst-Jan van de Pas[/intlink]).

In het arrest constateert het Hof van Justitie dat de Softwarerichtlijn computerprogramma's beschermt, maar dat diezelfde richtlijn niet duidelijk maakt wat onder computerprogramma's moet worden verstaan. Het Hof maakt om die reden allereerst duidelijk welke werken door de Softwarerichtlijn worden beschermd. In dat kader constateert het Hof allereerst dat zowel de broncode als de objectcode van een computerprogramma beschermd zijn. Vervolgens komt de - m.i. wat cryptisch geformuleerde - conclusie dat de richtlijn bescherming biedt aan: "de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma, voor zover deze de mogelijkheid biedt om het computerprogramma te reproduceren in verschillende computertalen, zoals de bron- en de doelcode".

Mijn eerste indruk is dat het kernwoord in deze overweging "reproduceren" is en dat het Hof hier in feite zegt: software is pas software als een computer de betreffende code kan uitvoeren.

Daar komt bij dat de Softwarerichtlijn ook bescherming geeft aan het voorbereidend materiaal van software. Verderop in het arrest geeft het Hof als criterium voor bescherming aan dat "dit voorbereidende materiaal van dien aard is dat het later tot zulk een programma kan leiden". Dat criterium stond overigens al letterlijk in de considerans van de Softwarerichtlijn.

Deze twee overwegingen samen genomen lijken me voor de praktijk redelijk bruikbaar. Programmacode die nog zo prematuur is dat een computer deze nog niet kan uitvoeren zal in de regel onder de noemer "voorbereidend materiaal" vallen en op die grond beschermd zijn onder de Softwarerichtlijn. Of (al dan niet vage) schetsen voor een programma ook als "voorbereidend materiaal" te beschouwen zijn is echter nog niet duidelijk. Programmacode die al wel door een computer kan worden uitgevoerd, ook al is het allemaal nog erg buggy en onstabiel, zal onder de noemer "computerprogramma" vallen en is om die reden door diezelfde richtlijn beschermd.

Over de bescherming van de gebruikersinterface overweegt het Hof dat die interface niet door de Softwarerichtlijn wordt beschermd. Een interface is immers slechts een middel om communicatie tussen het programma en de gebruiker mogelijk te maken, maar is daarmee niet op zichzelf een programma. De computer kan niet de interface op zichzelf uitvoeren. Dat wil echter niet zeggen dat die gebruikersinterface onbeschermd is. Het is denkbaar dat een interface beschermd wordt door het "gewone" auteursrecht. In de woorden van het Hof: "Het Hof heeft geoordeeld dat het auteursrecht in de zin van richtlijn 2001/29 slechts geldt met betrekking tot een werk dat oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan. Bijgevolg kan de grafische gebruikersinterface als werk auteursrechtelijke bescherming genieten, indien hij een eigen intellectuele schepping van zijn auteur is.". Een origineel, creatief vormgegeven interface kan dus wel degelijk beschermd worden tegen bijvoorbeeld ontlening.

Al met al acht ik de uitspraak redelijk duidelijk en verhelderend. Toch is er wel een minpuntje te noemen bij dit oordeel, want het Hof verplaatst het probleem: onduidelijk is wat een computertaal, laat staan een computer, in de zin van de Softwarerichtlijn is. Die vraag zal zich ongetwijfeld nog wel eens voordoen bij moderne nieuwe toepassingen (software in chips, implantaten, etc.).