1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Mogelijke wijziging Auteurswet beschermt belangen sommige auteurs mogelijk beter, maar roept tevens nog vragen op

Mogelijke wijziging Auteurswet beschermt belangen sommige auteurs mogelijk beter, maar roept tevens nog vragen op

Het Ministerie van Justitie heeft een voorontwerp voor een wetswijziging van de Auteurswet ter consultatie op internet geplaatst. In dit voorontwerp worden enkele wijzigingen in de Auteurswet voorgesteld die voor de praktijk verstrekkende consequenties kunnen hebben. Het (voorontwerp van het) wetsvoorstel is met name bedoeld om de belangen van de natuurlijk persoon die als maker van een werk geldt beter te beschermen. In dat kader worden in het wetsontwerp in hoofdzaak twee aspecten geregeld:...
Leestijd 
Auteur artikel Mark Jansen
Gepubliceerd 07 juni 2010
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het Ministerie van Justitie heeft een voorontwerp voor een wetswijziging van de Auteurswet ter consultatie op internet geplaatst. In dit voorontwerp worden enkele wijzigingen in de Auteurswet voorgesteld die voor de praktijk verstrekkende consequenties kunnen hebben.

Het (voorontwerp van het) wetsvoorstel is met name bedoeld om de belangen van de natuurlijk persoon die als maker van een werk geldt beter te beschermen. In dat kader worden in het wetsontwerp in hoofdzaak twee aspecten geregeld:

  1. wanneer de rechthebbende op een werk een natuurlijk persoon is, is het auteursrecht pas overdraagbaar na overlijden van deze persoon;

  2. wanneer een natuurlijk persoon een exclusieve licentie verleent op zijn auteursrechtelijk beschermde werk, gelden voortaan enkele dwingendrechtelijke regels.


Over beide punten hierna kort meer.

1. Onmogelijkheid overdracht auteursrechten natuurlijk persoon

Wanneer dit voorontwerp daadwerkelijk wet zou worden, is het auteursrecht dat een natuurlijk persoon toekomt eerst overdraagbaar na diens overlijden. Dat betekent dat auteurs (schrijvers, fotograven, programmeurs, etc.) hun rechten niet meer kunnen overdragen, maar alleen nog in licentie kunnen geven (zie hierna punt 2).

Overdracht van auteursrechten blijft wel mogelijk wanneer deze rechten toekomen aan een werkgever (artikel 7 Auteurswet) of wanneer de rechten toekomen aan een rechtspersoon doordat deze het werk rechtmatig als eerste openbaar heeft gemaakt zonder de naam van de natuurlijk persoon als maker te vermelden (artikel 8 Auteurswet).

De nieuwe systematiek zou in de praktijk, bijvoorbeeld bij gebruik van freelancers, nog wel eens tot problemen kunnen leiden. Onder huidig recht wordt er vaak voor gekozen om de auteursrechten op de inbreng van een freelancer over te dragen aan de opdrachtgever. Dat kan straks niet meer. Dat zal de exploitatie van het werk ernstig kunnen belemmeren. De freelancers zullen een licentie moeten verstrekken. In de praktijk zal die licentie bovendien veelal het recht voor de opdrachtgever moeten omvatten om sublicenties aan derden te mogen verstrekken. Omdat de licentie niet met het werk mee overgaat naar de koper kan de freelancer de koop blokkeren door onredelijke licentievoorwaarden te stellen. Bovendien kan de auteur iedere vijf jaar de licentievoorwaarden ter discussie stellen (zie hierna onder 2).

Bij één freelancer lijkt dit wellicht nog overzichtelijk, maar zodra er meer auteurs aan het werk hebben bijgedragen wordt exploitatie van het werk zeer lastig. Er ontstaat dan immers een raamwerk aan (sub)licenties. Wanneer de freelancers hun verschillende bijdragen niet op hetzelfde moment in licentie hebben gegeven, kan binnen dat raamwerk bovendien op verschillende momenten door verschillende auteurs het recht worden ingeroepen om na 5 jaar de licentievoorwaarden ter discussie te stellen (zie verder hierna onder 2). Daarmee dreigt een zeer onoverzichtelijke situatie te ontstaan.

Diezelfde freelancers roepen ook een andere vraag op. Een rechtspersoon die een werk openbaar maakt zonder de naam van de freelancers te vermelden die het werk feitelijk hebben gemaakt, wordt vermoed auteursrechthebbende te zijn (artikel 8 Auteurswet). Deze rechtspersoon gaat vervolgens het werk exploiteren. Stel dat de freelancers daarna stellen dat die exploitatie (en de eerste openbaarmaking) onrechtmatig is. Wanneer dat verweer slaagt, betekent dit volgens het voorontwerp dat de betreffende rechtspersoon nooit auteursrechthebbende is geweest en ook niet (meer) kan worden. Deze rechtspersoon was daarmee dus ook niet tot exploitatie gerechtigd.

Wanneer de betreffende rechtspersoon het werk tussentijds heeft overgedragen aan een derde, wordt de situatie bovendien iets complexer. Het gebrek in beschikkingsbevoegdheid lijkt niet te helen door een beroep op artikel 3:88 BW door de verkrijgende derde. Mochten de freelancers de schijn hebben gewekt dat de rechten inderdaad bij de betreffende rechtspersoon liggen (en hier dus later op terugkomen), dan kan de situatie mogelijk nog geheeld worden met een beroep op artikel 3:36 BW. Soortgelijke problemen kunnen zich voordoen bij artikel 7 Auteurswet (het werkgeversauteursrecht).

2. Dwingendrechtelijke regels licenties

Het voorontwerp voorziet in enkele dwingendrechtelijke regels voor het geval dat een natuurlijk persoon een exclusieve licentie verleent op zijn auteursrechtelijk beschermde werk.

Het betreft samengevat de volgende dwingende regels:

  1. licenties voor meer dan vijf jaar zijn tegen het einde van ieder vijfde jaar opzegbaar door de auteur;

  2. wanneer de licentienemer de licentie tussentijds op mag zeggen, dan mag de auteur dit ook;

  3. de licentienemer mag in beginsel zelfstandig zijn licentie handhaven;

  4. de auteur heeft recht op een billijke vergoeding;

  5. een representatieve en onafhankelijke vereniging van makers of van exploitanten kan aan de minister van OC&W vragen om een billijke vergoeding vast te stellen;

  6. indien een afgesproken vergoeding later ernstig onevenredig blijkt te zijn in verhouding tot de opbrengst van het werk, dan kan de auteur aan de rechter verzoeken de overeenkomst (zelfs met terugwerkende kracht) te wijzigen (kort samengevat: dit is een best sellers regeling);

  7. wanneer de licentienemer het werk niet binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst exploiteert, kan de auteur de licentieovereenkomst ontbinden, tenzij het aan de auteur is toe te rekenen dat exploitatie uitblijft;

  8. de afspraak tussen auteur en licentienemer dat de licentienemer, voor onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn, recht heeft op aanspraken op toekomstige werken is door de auteur te vernietigen;

  9. een afspraak tussen auteur en licentienemer die "evident onredelijk bezwarend" is voor de auteur, is door hem te vernietigen.


Enkele punten roepen  - op dit moment al - de nodige vragen bij mij op.

Ad. 1
Dat licenties iedere 5 jaar door de auteur op te zeggen zijn (punt 1), kan praktische problemen met zich meebrengen bij bijvoorbeeld het ontwerp van een huisstijl of een website. Dergelijke werken worden regelmatig door kleine zelfstandigen (ZZP'ers) gemaakt (natuurlijke personen) en zijn bedoeld om voor onbepaalde tijd door de opdrachtgever gebruikt te worden. De auteur kan echter iedere vijf jaar besluiten zijn licentie op te zeggen en op die grond steeds opnieuw een (hogere) vergoeding van zijn opdrachtgever verlangen. Daar zit de opdrachtgever vermoedelijk niet op te wachten.

Ad. 7
Met de regel dat de auteur de licentie kan ontbinden wanneer het werk niet snel genoeg geexploiteerd wordt, lijkt de auteur op het eerste gezicht een stevig instrument in handen te hebben om de licentienemer tot actie te dwingen. Daar staat echter tegenover dat het maar de vraag is of exploitanten zitten te wachten op auteurs die te snel dergelijke rechten inroepen. Met andere woorden: het is maar de vraag of een auteur die een overeenkomst eenmaal ontbonden heeft met een beroep op deze bepaling, daarna nog wel een andere exploitant (uit hetzelfde kleine wereldje) bereid zal vinden met hem in zee te gaan.

Ad. 8
De regel dat de auteur de afspraak kan vernietigen dat de licentienemer aanspraak heeft op toekomstige versies van het werk (punt 8), kan voor de praktijk van bijvoorbeeld softwareontwikkeling lastig zijn. Wanneer een ZZP'er voor een bepaalde afnemer (maatwerk)software heeft geschreven, dan kunnen de auteursrechten op die software niet worden overgedragen (zie hiervoor) en komt het dus aan op het sluiten van een exclusieve licentie. Aangezien software onderhouden moet worden om te blijven functioneren, zal onderdeel van die licentie zijn dat deze ZZP'er dit onderhoud uitvoert en dat de afnemer automatisch een licentie krijgt op nieuwe versies. Die afspraak is echter door de programmeur straks te vernietigen, met als gevolg dat de afnemer verstoken zou kunnen blijven van noodzakelijk onderhoud (of meer moet betalen).

Ad. 9
Verder is de vraag wat de regel over "evident onredelijk bezwarende" afspraken toevoegt aan de bestaande regel dat een partijafspraak niet van toepassing is voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 BW).

Ten slotte

Het voorontwerp voor het wetsvoorstel biedt natuurlijke personen die auteursrechthebbende zijn op het eerste gezicht een steviger positie ten opzichte van exploitanten. De vraag is echter of deze regeling zijn doel niet voorbijschiet. Opdrachtgevers of kopers van een werk zullen niet zitten te wachten op de aan dit voorontwerp verbonden onzekerheden. De prijs die een freelancer voor het werk kan krijgen zal, juist vanwege die onzekerheden, vermoedelijk omlaag gaan. En dat staat weer haaks op de belangen van die auteur zelf.

In ieder geval roepen de concept wetsbepalingen nog vele vragen op. Het is te hopen dat deze naar aanleiding van de consultatieronde en gedurende de parlementaire behandeling opgehelderd zullen worden.