1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Ondernemerschap bij de opdrachtnemer: twee opdrachtgevers over een tijdsbestek van twee jaar is voldoende

Ondernemerschap bij de opdrachtnemer: twee opdrachtgevers over een tijdsbestek van twee jaar is voldoende

Eerder berichtte mijn collega Renate Peijs-Schoester al over de uitspraak van de Arnhemse belastingrechter van 17 januari 2017 over de IB-aangifte van een piloot die vermoedelijk in de van belang zijnde periode voor Ryanair vloog. Op 9 februari jl. heeft de rechtbank Gelderland nog een belangwekkende uitspraak gedaan. Opnieuw betreft de vraag of betrokkene te zien is als (zelfstandig) ondernemer in de zin van de Wet IB 2001. Meer specifiek of wel sprake is van ondernemerschap als de belasting...
Leestijd 
Auteur artikel Geeke Hissink (uit dienst)
Gepubliceerd 28 februari 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Eerder berichtte mijn collega Renate Peijs-Schoester al over de uitspraak van de Arnhemse belastingrechter van 17 januari 2017 over de IB-aangifte van een piloot die vermoedelijk in de van belang zijnde periode voor Ryanair vloog. Op 9 februari jl. heeft de rechtbank Gelderland nog een belangwekkende uitspraak gedaan. Opnieuw betreft de vraag of betrokkene te zien is als (zelfstandig) ondernemer in de zin van de Wet IB 2001. Meer specifiek of wel sprake is van ondernemerschap als de belastingplichtige gedurende een periode van twee jaar (2013-2014) slechts voor twee opdrachtgevers werkzaam is geweest.

De rechtbank stelt voorop:

Een belastingplichtige geniet winst uit onderneming indien hij zijn activiteiten zelfstandig uitoefent. Daarvan is sprake indien hij de werkzaamheden zelfstandig verricht ten opzichte van zijn opdrachtgever(s), hij niet slechts incidenteel opdrachten aanvaardt maar streeft naar continuïteit door het verkrijgen van verschillende opdrachten (duurzaamheid), en daarbij ondernemersrisico loopt. Voor het antwoord op de vraag of zodanig risico zich voordoet, is van belang of de belastingplichtige voor de verwerving van opbrengsten afhankelijk is van het zelfstandig aantrekken en behouden van klanten en of in het kader van de beroepsuitoefening risico's van enige betekenis worden gelopen ter zake van investeringen in bedrijfsmiddelen of ter zake van debiteuren (vgl. HR 16 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5085 en HR 21 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5331).

De rechtbank noemt dat het in beginsel aan de belastingplichtige is om aan de hand van relevante feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat sprake is van ondernemerschap. Dit ondernemerschap kan vervolgens betwist worden door de belastingdienst.

De belastingplichtige kan zijn feitelijke werkzaamheden voldoende vanuit het ondernemerschap handen en voeten geven. De rechtbank komt tot het oordeel dat de belastingplichtige ook ondernemersrisico heeft gelopen. Dit omdat hij de overeenkomsten met zijn opdrachtgevers tussentijds opgezegd konden worden, dat hij verplicht een arbeidsongeschiktheids- en wettelijke aansprakelijkheidsverzekering heeft moeten afsluiten, dat hij ingeval van ziekte en vakantie geen inkomsten zou hebben genoten en dat de gewerkte uren niet zonder meer zijn uitbetaald. Dat – zoals door de belastingdienst gesteld - de opdrachtgevers financieel gezond zijn maakt dit niet anders. Het beperken van het debiteurenrisico door het zorgvuldig kiezen van opdrachtgevers is veeleer een teken van goed ondernemerschap, zo overweegt de rechtbank.

Voorts was door de belastingplichtige gesteld dat hij over de relevante periode gas had terug genomen in verband met privé omstandigheden en daardoor dus maar op twee opdrachten werkzaam was geweest.

De betwisting van het ondernemerschap door de belastingdienst was mede (en primair) hierop gegrond, namelijk dat de belastingplichtige in de relevante periode van twee jaar slechts één grote opdrachtgever had gehad en daarnaast wat tijdelijke werkzaamheden.

De rechtbank hecht hier weliswaar aan, maar oordeelt dat desondanks twee opdrachtgevers voldoende kunnen zijn:

Eiser heeft met twee opdrachtgevers in twee jaar tijd slechts in beperkte mate voldaan aan de vereisten van zelfstandigheid en duurzaamheid. De rechtbank oordeelt evenwel dat twee opdrachtgevers in het geval van eiser voldoende is, nu zijn echtgenote in die periode ernstig ziek is geweest. Eiser was hierdoor naar het oordeel van rechtbank, tegen zijn wil, niet in staat om meerdere opdrachten te aanvaarden. Dat eiser wel meerdere opdrachten wilde aanvaarden en had kunnen verkrijgen, heeft hij aannemelijk gemaakt door de correspondentie met potentiële opdrachtgever [E] over te leggen. (…) Dat eiser meerdere opdrachten kon en wilde aanvaarden blijkt naar het oordeel van de rechtbank eveneens uit het feit dat eiser in 2015, na de ziekte van zijn echtgenote, voor vier opdrachtgevers heeft gewerkt. Anders dan verweerder stelt kan ook aan de vereisten van duurzaamheid en zelfstandigheid worden voldaan door het volgtijdig verwerven van klanten. Het is niet noodzakelijk dat gelijktijdig voor meerdere klanten wordt gewerkt.

Aan het ondernemerschap kan derhalve ook invulling worden gegeven door het voltijdig verwerven van opdrachten. Een gelijktijdige inzet bij meerdere opdrachtgevers is voorts ook niet nodig. Of voldaan wordt aan het ondernemerschap kunnen tot slot ook omstandigheden een rol spelen die buiten de aangifteperiode liggen.