1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. “Oprekken” keten van drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in strijd met de openbare orde/goede zeden?

“Oprekken” keten van drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in strijd met de openbare orde/goede zeden?

Artikel 7:668a BW bepaalt kort gezegd dat een keten van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd niet langer mag duren dan 36 maanden en niet meer dan drie schakels mag hebben. Bij een overschrijding van de 36 maanden en bij de vierde schakel is er sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.Het gerechtshof in Den Bosch lijkt in een uitspraak van 30 juli 2013 de deur op een kier te hebben gezet om deze ketenregeling rechtsgeldig op te rekken.Tussen de werkgever en werknemer in dez...
Leestijd 
Auteur artikel Buby den Heeten
Gepubliceerd 01 september 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Artikel 7:668a BW bepaalt kort gezegd dat een keten van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd niet langer mag duren dan 36 maanden en niet meer dan drie schakels mag hebben. Bij een overschrijding van de 36 maanden en bij de vierde schakel is er sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Het gerechtshof in Den Bosch lijkt in een uitspraak van 30 juli 2013 de deur op een kier te hebben gezet om deze ketenregeling rechtsgeldig op te rekken.

Tussen de werkgever en werknemer in deze zaak zijn drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van een jaar gesloten en vervolgens een vierde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In deze arbeidsovereenkomst is de volgende passage opgenomen: “partijen hebben betreffende deze arbeidsovereenkomst aanvullende afspraken gemaakt over de duur en beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zie bijlage (vaststellingsovereenkomst)”.

In deze vaststellingsovereenkomst is in de considerans opgenomen dat de arbeidsovereenkomst wordt verlengd op gelijke arbeidsvoorwaarden, dat er dus een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat maar dat de werkgever alleen bereid was tot deze verlenging als op voorhand duidelijk zou zijn wanneer de arbeidsovereenkomst alsnog zou eindigen. De werknemer heeft hier eerst bezwaar tegen gemaakt maar hij realiseerde zich dat de werkgever de arbeidsovereenkomst alleen zou verlengen indien hij akkoord zou gaan. De werknemer is in de gelegenheid gesteld om juridisch advies over deze constructie in te winnen.

Toen de einddatum was verstreken stelde werknemer zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst niet was geëindigd, omdat de vaststellingsovereenkomst nietig zou zijn in verband met het driekwart dwingende karakter van artikel 7:668a BW en dat zijn medewerking aan de vaststellingsovereenkomst onder misbruik van omstandigheden tot stand was gekomen.

De kantonrechter stelde de werknemer in het gelijk omdat het bewust aangaan van een overeenkomst die tot oogmerk heeft om een door de wetgever aan de werknemer geboden dwingend rechtelijke bescherming te omzeilen volgens de kantonrechter nietig is wegens strijd met de openbare orde en/of de goede zeden.

In hoger beroep komt het hof tot een ander oordeel. Het hof concludeert allereerst dat tussen partijen vaststaat dat de vierde overeenkomst een overeenkomst was voor onbepaalde tijd zodat artikel 7:668a BW in zoverre (directe) toepassing mist. Het hof oordeelt verder dat de beëindigingovereenkomst een vaststellingsovereenkomst is en dat een dergelijke overeenkomst ook geldig is als zij in strijd mocht blijken met dwingend recht, tenzij er ook strijd is met de openbare orde of de goede zeden. Het hof oordeelt dat in deze casus niet is gebleken dat er strijd is met de openbare orde of de goede zeden anders dan dat door de werknemer is gesteld dat bewust is afgeweken van een driekwart dwingende wetsbepaling. Het hof oordeelt dat dit zonder nadere toelichting onvoldoende is om te concluderen tot strijd met de openbare orde of goede zeden en meent dat het oordeel van de kantonrechter, dat een overeenkomst gericht op het buitenwerking stellen van een (driekwart) dwingende wetsbepaling uit zich zelf nietig is wegens strijd met de openbare orde of goede zeden, onjuist is.

De stelling van de werknemer dat de werkgever misbruik van omstandigheden zou hebben gemaakt door de werknemer de vaststellingsovereenkomst te laten tekenen onder de dreiging dat hij anders sowieso zijn baan zou verliezen wordt door het hof ook verworpen, zodat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd door de vaststellingsovereenkomst.

Hoewel de specifieke feiten in deze zaak een belangrijke rol spelen, heeft het hof hiermee de deur op een kier gezet om onder bepaalde omstandigheden de keten van artikel 7:668a BW op te rekken. Ik wil geen pleidooi houden om dit nu direct op grote schaal toe te passen maar in bepaalde specifieke situaties kan dit voor alle partijen uitkomst bieden.

Mocht het kabinets voornemen om de ketenregeling te gaan beperken daadwerkelijk worden ingevoerd, biedt deze uitspraak wellicht handvatten om toch weer wat meer flexibiliteit te creëren. Mocht u een dergelijke situatie aan de hand hebben dan zijn de advocaten van Dirkzwager natuurlijk gaarne bereid u hierover te adviseren.