1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Stamrechtvrijstelling vervalt 1 januari 2014

Stamrechtvrijstelling vervalt 1 januari 2014

De regering is van plan de stamrechtvrijstelling (artikel 11 lid 1 sub g Wet LB) af te schaffen per 1 januari 2014. Dit geldt voor nieuwe stamrechten (vanaf 1 januari 2014), die ondergebracht worden bij een stamrecht B.V., een bank, beleggingsinstelling of verzekeraar.Tot eind 2013 blijft de huidige/oude regeling bestaan en kan dus gebruik gemaakt worden van de stamrechtvrijstelling.Bestaande stamrechten kunnen in het overgangsjaar 2014 worden afgekocht met een in dat jaar eenmalige korting a...
Leestijd 
Auteur artikel Henk Hoving
Gepubliceerd 01 oktober 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De regering is van plan de stamrechtvrijstelling (artikel 11 lid 1 sub g Wet LB) af te schaffen per 1 januari 2014. Dit geldt voor nieuwe stamrechten (vanaf 1 januari 2014), die ondergebracht worden bij een stamrecht B.V., een bank, beleggingsinstelling of verzekeraar.

Tot eind 2013 blijft de huidige/oude regeling bestaan en kan dus gebruik gemaakt worden van de stamrechtvrijstelling.

Bestaande stamrechten kunnen in het overgangsjaar 2014 worden afgekocht met een in dat jaar eenmalige korting als stimulans. Slechts 80% van de uitkering wordt in de belastingheffing betrokken. Dus 20% van de uitkering wordt in 2014 niet belast. Als het geld vervolgens niet uitgegeven wordt, behoort het tot het vermogen waarover in box 3 belasting geheven wordt.

Doelstelling regering

De regering heeft geld nodig in verband met het te hoge financieringstekort. De regering verwacht door de afschaffing jaarlijks 750 miljoen euro te kunnen innen. Daarnaast schat de regering een eenmalige belastingopbrengst in 2014 van 1 miljard euro in verband met de overgangsregeling.

Echter, dit is een vertekende beeldvorming.

Immers, op korte termijn kan weliswaar meer belastinggeld geïnd worden, maar op langere termijn is sprake van het tegendeel.

Reactie

De Raad van State is kritisch, zo niet negatief over het regeringsvoornemen. Naast het hiervoor al genoemde vertekende beeld van de overheidsfinanciën op korte en langere termijn, constateert de Raad van State het volgende.

Het is maar de vraag of een bank of verzekeringsmaatschappij wil meewerken aan afkoop in 2014. Hiertoe kan men niet verplicht worden door de gerechtigde tot de toekomstige stamrechtuitkeringen. Voor de eigen stamrecht-B.V. geldt dat deze wellicht niet in staat is het bedrag van het stamrecht vrij te maken en uit te keren.

Verder is door de afschaffing van de stamrechtvrijstelling sprake van een aanzienlijke lasten­verzwaring van ontslaguitkeringen. Al gauw zal de ontslaguitkering volledig belast worden in het hoogste tarief van 52%. Via de stamrechtconstructie kan sprake zijn van lagere heffing (bijvoorbeeld 42%), deels ook door uitkeringen te doen na pensionering.

Niet duidelijk is of dit nadeel in de praktijk afgewenteld zal/kan worden op de werkgever in het onderhandelingstraject over de ontslagvergoeding.

Advies

Het is nog niet 100% duidelijk of de afschaffing daadwerkelijk doorgaat en hoe de overgangs­regels in 2014 er uit zullen zien. Dit zal de komende weken moeten blijken.

Het is verstandig om nu al ernstig rekening te houden met afschaffing van de stamrechtvrij­stelling op 1 januari 2014. Wacht dus niet tot het laatste moment dit jaar om een stamrecht-B.V. op te richten.

Mocht u overwegen om uw stamrecht in 2013 te laten vrijvallen, dan is het verstandig hiermee te wachten tot 2014 vanwege de overgangsregeling (20% van de uitkering is in 2014 niet belast).

Door het afschaffen van de stamrechtvrijstelling is het nog belangrijker dan voorheen goed te kijken naar andere fiscale mogelijkheden bij de aanwending van een ontslaguitkering.

Vrijwillige voortzetting van de oude pensioenregeling na ontslag is fiscaal toelaatbaar gedurende 10 jaar, maar vaak gedurende een kortere periode, niet of maar ten dele mogelijk op basis van de geldende pensioenregeling. Veelal is vrijwillige voortzetting alleen mogelijk gedurende de periode waarin aanspraak bestaat op WW-uitkeringen of maximaal 2 of 3 jaar.

Gaten in de pensioenopbouw in het verleden c.q. het niet volledig benut hebben van de fiscale ruimte in het verleden dient goed onderzocht te worden. Van groot belang is welke mogelijk­heden de bestaande pensioenregeling hierover biedt.

Ook kan gedacht worden aan de fiscale middelingsregeling van box 1 over drie aaneenge­sloten kalenderjaren. Dit kan aantrekkelijk zijn indien sprake is van sterk wisselend inkomen in box 3 gedurende elkaar opvolgende kalenderjaren.

De pensioenspecialisten van Dirkzwager kunnen u deskundig adviseren over de aanwending van ontslaguitkeringen in 2013 en daarna. Dit geldt zowel voor de werkgever als de werknemer, beiden hebben belang aan adequate informatie en begeleiding.