1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Verzwijging cannabisgebruik: wel schending mededelingsplicht, toch uitkering

Verzwijging cannabisgebruik: wel schending mededelingsplicht, toch uitkering

In verband met een als gevolg van een operatie ingetreden arbeidsongeschiktheid deed verzekerde een beroep op de door haar afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering.Nu uit het patiëntendossier (onder meer) was gebleken dat verzekerde in verband met cannabisgebruik in behandeling was geweest bij een organisatie voor verslavingszorg terwijl zij bij de aanvraag voor de betreffende verzekering de vraag “gebruikt  u drugs of heeft u drugs gebruikt?” ontkennend had beantwoord, stelde de arbeidso...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 27 oktober 2014
Laatst gewijzigd 30 mei 2022
In verband met een als gevolg van een operatie ingetreden arbeidsongeschiktheid deed verzekerde een beroep op de door haar afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Nu uit het patiëntendossier (onder meer) was gebleken dat verzekerde in verband met cannabisgebruik in behandeling was geweest bij een organisatie voor verslavingszorg terwijl zij bij de aanvraag voor de betreffende verzekering de vraag “gebruikt  u drugs of heeft u drugs gebruikt?” ontkennend had beantwoord, stelde de arbeidsongeschiktheidsverzekeraar zich op het standpunt dat niet was voldaan aan de op verzekerde rustende mededelingsplicht. Ook zou verzekerde bekend zijn geweest met hartkloppingen, waarvan zij bij de aanvraag van de verzekering evenmin melding had gemaakt. De arbeidsongeschiktheidsverzekeraar heeft vervolgens de verzekering met een beroep op de artikelen 7:928, 929 en 930 BW opgezegd en meegedeeld dat geen uitkeringen meer werden verstrekt.

In de als gevolg hiervan bij de rechtbank Rotterdam aanhangig gemaakte procedure (ECLI:NL:RBROT:2014:7626) stelt verzekerde voorop dat haar sporadische cannabisgebruik niet als drugsgebruik maar als onderdeel van haar rookgedrag diende te worden aangemerkt, zodat van een schending van de mededelingsplicht geen sprake kon zijn. De rechtbank overweegt dat naar normaal taalgebruik onder het gebruik van drugs ook het roken van joints wordt geschaard. Nu verzekerde de vraag naar drugsgebruik (ten onrechte) ontkennend had beantwoord stelt de rechtbank vast dat verzekerde de op haar (ex art. 7:928 lid 1 BW) rustende mededelingsplicht niet was nagekomen.

Met betrekking tot de aan de schending van de mededelingsplicht te verbinden gevolgen overweegt de rechtbank ten aanzien van de later naar voren gekomen hartkloppingen dat omdat reeds van dekking was uitgesloten de arbeidsongeschiktheid die “is ontstaan, bevorderd of verergerd door psychische klachten en/of aandoeningen, inclusief surmenage”,  en de hartkloppingen mogelijk zouden worden toegeschreven aan dergelijke psychische klachten,  niet valt in te zien dat en waarom het niet vermelden van hartkloppingen een verschil zou hebben gemaakt voor de vraag of en de voorwaarden waaronder de verzekering zou zijn gesloten.

Ten aanzien van de aan het cannabisgebruik te verbinden gevolgen oordeelt de rechtbank dat van de verzekeraar – indien haar sporadisch cannabisgebruik zou zijn meegedeeld –mocht worden verwacht dat zij zou nagaan in hoeverre van een daadwerkelijke verslaving of afhankelijkheid sprake was. Bij afwezigheid van een dergelijk onderzoek en gelet op de omstandigheid dat verzekerde en verzekeraar reeds (voormelde) voorwaarde waren overeengekomen, concludeert de rechtbank dat niet aannemelijk was dat de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken de arbeidsongeschiktheidsverzekering niet zou hebben gesloten en de verzekeraar de verzekering ten onrechte met een beroep op art. 7:929 lid 2 BW had opgezegd.

De vordering van verzekerde om de verzekeringsovereenkomst met terugwerkende kracht voort te zetten wordt door de rechtbank toegewezen.

Nu het zich in casu verwezenlijkte (ter beperking van de gevolgen van een postoperatieve complicatie diende verzekerde meermaals per dag nazorghandelingen te verrichten, als gevolg waarvan zij arbeidsongeschikt geraakte) acht de rechtbank niet aannemelijk dat het verzwegen cannabisgebruik en/of de verzwegen hartkloppingen een rol hebben kunnen spelen bij de verwezenlijking van dat risico. De rechtbank oordeelt dat de bedongen uitkering (ex art. 7:930 lid 1 jo. lid 2 BW) onverkort dient te geschieden.