Inwerkingtreding Omgevingswet op 1 januari 2024 nu écht definitief
De inwerkingtreding van de Omgevingswet is inmiddels al vijf keer uitgesteld, maar vandaag is het hoge woord er eindelijk uit: de Omgevingswet gaat in op 1 januari 2024.
De inwerkingtreding van de Omgevingswet is inmiddels al vijf keer uitgesteld, maar vandaag is het hoge woord er eindelijk uit: de Omgevingswet gaat in op 1 januari 2024.
Bij de verkoop van een bepaald object of project is het essentieel dat de rechten die voortvloeien uit vergunningen ook door de koper kunnen worden uitgeoefend. Datzelfde geldt in geval van fusies en overnames voor de rechtsopvolger. Om dit te bewerkstelligen is het sluiten van een civielrechtelijke overeenkomst niet toereikend: het bestuursrecht is daarvoor bepalend. In deze bijdrage geven wij een overzicht van de belangrijkste aspecten bij de bestuursrechtelijke overgang van vergunningen.
Onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bestaat de mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan voor de lijst van gevallen zoals aangewezen in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Onderdeel 9, artikel 4, van bijlage II van het Bor maakt het mogelijk om strijdig gebruik te vergunnen. Dit is een relatief makkelijke en snelle manier om in afwijking van het bestemmingsplan een bepaald gebruik toe te staan.
De Wet Bibob (voluit: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) heeft als doel te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert bij het verlenen van beschikkingen, overheidsopdrachten en het aangaan van vastgoedtransacties. Daarom maakt de Wet Bibob het onder meer mogelijk dat bestuursorganen vergunningen weigeren of intrekken als sprake is van een ‘ernstig gevaar’ dat die vergunningen worden misbruikt (artikel 3 Wet Bibob).
De kersverse Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge heeft laten weten dat de invoeringsdatum van de Omgevingswet op 1 juli 2022 niet verantwoord is. Opnieuw wordt de inwerkingtreding van de wet uitgesteld; vooralsnog tot 1 oktober 2022 of 1 januari 2023.
Op 1 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1960) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gewezen die van belang is voor de bestemmingsplanpraktijk, omdat daarin de mogelijkheden om de natuurgevolgen van het nieuwe plan (bijvoorbeeld stikstof) intern te salderen met het aan het plan voorafgaande gebruik zijn verruimd.
Vorige week dinsdag 2 februari jl. werd Omgevingswet in de Tweede Kamer controversieel verklaard. Het voorstel om het Ontwerpbesluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet controversieel te verklaren was aangenomen. Het leek te gaan om een “foutje”, omdat het uitgerekend D66 was die (als partij van (demissionair) minister Ollongren voorstander was van een inwerkingtreding op 1 januari 2022) toch vóór het controversieel verklaren had gestemd.
Op 18 december 2020 is de 20ste tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (BuChw) in werking getreden. Deze tranche voorziet in wijzigingen van en aanvullingen op het BuChw en in een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). Met name de wijziging van het Besluit mer is het signaleren waard.
Een belangrijk onderdeel van de Omgevingswet is de invoeringswet- en -regelgeving. De Invoeringswet en het Invoeringsbesluit regelen de belangrijkste onderdelen van het overgangsrecht van de bestaande naar de nieuwe wetgeving. Ook vullen deze de Omgevingswet op een aantal onderdelen aan en zorgen deze ervoor dat bepaalde regelingen worden gewijzigd of ingetrokken. De Invoeringsregeling die daar onder hangt regelt op deze onderwerpen de op hetzelfde niveau hangende Omgevingsregeling en bevat een aantal specifieke thema’s. De Invoeringswet en het besluit zijn al gereed. Nu is ook de Invoeringsregeling klaar.
Sinds de inwerkintreding van de Crisis- en herstelwet in 2010 wordt ook in het omgevingsrecht het relativiteitsvereiste toegepast. Sinds 2016 is ook aangenomen dat hierop een correctie mogelijk is. Door de jaren heen is in veel uitspraken het relativiteitsvereiste aan de orde gekomen. Tijd voor de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om voor de rechtspraktijk eens een duidelijk overzicht te maken van het beschermingsbereik van uiteenlopende algemene en omgevingsrechtelijke normen.
Het Invoeringsbesluit hangt onder de Invoeringswet. Het besluit bevat, naast diverse aanvullingen en intrekking van bestaande besluiten zoals het Besluit ruimtelijke ordening, een nadere uitwerking van het overgangsrecht. De overgangsrechtelijke regelingen zijn van belang op het moment dat de Omgevingswet (Omgevingswet) in werking treedt. Bij het overgangsrecht hoort onder meer de bruidsschat. Dit is een set regels die betrekking heeft op onderwerpen die nu in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling staan en die straks bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet in het omgevingsplan moeten worden geregeld. Verder vult het Invoeringsbesluit de 4 amvb's van de Omgevingswet aan; het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Bij brief van 16 oktober jl. beantwoordt Minister Ollongren (BZK) de vragen d.d. 21 september 2020 van de Eerste Kamer die zijn gesteld naar aanleiding van de voortgangsbrief Omgevingswet van 24 juni van dit jaar. Het is goed om te lezen dat hieruit niet blijkt dat Covid-19 roet in het eten gooit als het gaat om de beoogde datum van inwerkingtreding 1 januari 2022. Lees er hieronder meer over.