1. Home
  2. Kennis

Onze kennis Sterker door kennis

Dirkzwager deelt actief kennis met iedereen die juridische of fiscale informatie nodig heeft. Waarom? Om het niveau van onze dienstverlening te verhogen en ons netwerk te vergroten. Kennis delen is kracht. Het geeft de cliënt inzicht en maakt samenwerking en advisering doelgerichter. Kennis delen vormt de basis van alles wat we doen.
2 filter(s) actief

Expertise

Selecteer de gewenste filteritems

  • Combinatie niet mogelijk met:

Sector

Selecteer de gewenste filteritems

  • Combinatie niet mogelijk met:

Thema

Selecteer de gewenste filteritems

  • U heeft geselecteerd:
  • Combineren met:
  • Combinatie niet mogelijk met:

Auteur

Selecteer de gewenste filteritems

  • U heeft geselecteerd:
  • Combineren met:
  • Combinatie niet mogelijk met:
Zoekopdracht delen:
Aantal resultaten: 19

CRvB wijzigt haar vaste lijn in de jurisprudentie: de vergoeding van bezwaarkosten levert niet langer een procesbelang op

Tot voor kort was het ontvangen van een vergoeding voor bezwaarkosten een geldige reden om door te procederen, zelfs als er inhoudelijk niets meer kon worden bereikt met een procedure. In een recente uitspraak wijzigt de Centrale Raad van Beroep (‘de Raad’) haar koers. De Raad oordeelt dat het toekennen van bezwaarkosten géén zelfstandig procesbelang meer oplevert.

Wet op bijzondere medische verrichtingen – vergunningstelsel

In januari 2024 heeft de rechtbank Midden-Nederland zich uitgelaten over de vraag of minister Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het besluit mocht nemen om het Erasmus MC en het UMC Groningen aan te wijzen als de enige twee kinderhartcentra in Nederland. Het betreffende besluit kwam na jaren van discussie tot stand en betekende voor de andere bestaande kinderhartcentra (het UMC Utrecht, het Leids UMC en het VUmc) dat zij deze expertise binnen 2.5 jaar volledig af zouden moeten bouwen. De rechtbank oordeelde kort en goed dat de minister weliswaar bevoegd was om het besluit te nemen om kinderhartzorg te concentreren, maar dat het besluit onvoldoende zorgvuldig en feitelijk gemotiveerd was (zie rechtbank Midden-Nederland 11 januari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:51). Dat betekent dat er vooralsnog vijf kinderhartcentra actief mogen blijven en dat de bal wederom bij de minister van VWS ligt. In de toekomst zal steeds vaker sprake zijn van specialistische vormen van zorg. De noodzaak om deze zorgvormen op bepaalde locaties te concentreren zal mogelijk toenemen. Alleen door voldoende ervaring op te doen met deze zorgvormen kan de kwaliteit van zorg immers worden gewaarborgd. Gelet op het feit dat marktwerking het uitgangspunt is in het Nederlandse zorgstelsel is de bevoegdheid die de minister van VWS op grond van de Wet op bijzondere medische verrichtingen (‘Wbmv’) heeft om in te grijpen een bijzonder instrument. In dit blog gaan wij nader in op het vergunningstelsel dat voortvloeit uit de Wbmv.

De verhouding tussen de Participatiewet en de stelselwetten (deel 3): Zorgverzekeringswet

Per 1 januari 2015 is de Participatiewet (‘PW’) in werking getreden. In een blogreeks van drie blogs gaan wij in op de vraag hoe deze wet zich verhoudt tot de drie stelselwetten: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (‘Wmo’), de Wet langdurige zorg (‘Wlz’) en de Zorgverzekeringswet (‘Zvw’). Aan de hand van een aantal uitspraken van het afgelopen jaar lichten wij de verhouding tussen de PW en de stelselwetten toe en staan wij stil bij de vraag wanneer een van deze stelselwetten als voorliggende voorziening kwalificeert. In de eerste blog van onze blogreeks zijn wij ingegaan op de verhouding tussen de PW en de Wmo. In de tweede blog hebben wij de verhouding tussen de PW en de Wlz besproken. In deze derde blog richten wij ons op de verhouding tussen de PW en de Zvw en gaan wij nader in op artikel 16 van de PW.

Jurisprudentie Gezondheidszorg gepubliceerd in april 2023

Deze bijdrage bevat een overzicht van de jurisprudentie op het gebied van de gezondheidszorg (o.a. Wet verplichte ggz (Wvggz), Wet zorg en dwang (Wzd), zorginkoop, sociaal domein, bekostiging, patiëntenrechten, verbintenissenrecht, ondernemingsrecht, omgevingsrecht, vastgoed en fiscaal) die in de maand april 2023 is gepubliceerd.

Jurisprudentie Gezondheidszorg gepubliceerd in maart 2023

Deze bijdrage bevat een overzicht van de jurisprudentie op het gebied van de gezondheidszorg (o.a. Wet verplichte ggz (Wvggz), Wet zorg en dwang (Wzd), zorginkoop, medische aansprakelijkheid, sociaal domein, bekostiging, patiëntenrechten, verbintenissenrecht, ondernemingsrecht, medezeggenschap, vastgoed, mededinging en fiscaal) die in de maand maart 2023 is gepubliceerd.

De algemene toezichtstaak van de NZa inzake aanmerkelijke marktmacht

Op 15 maart 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) zich uitgelaten over een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) waarin zij na klachten van een GGZ-aanbieder geweigerd heeft onderzoek in te stellen naar de aanmerkelijke marktmacht (AMM) van Zilveren Kruis. Het beroep is ongegrond, maar de uitspraak bevat een aantal mooie overwegingen van het CBb over de algemene toezichtstaak van de NZa inzake AMM. Hierna staan wij stil bij de de AMM-bevoegdheid van de NZa, de standpunten van de zorgaanbieder en de NZa en de overwegingen van het CBb daarover.

Boete van NZa voor overtreding Regeling transparantie zorginkoop

Op 5 januari 2022 maakte de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) bekend dat zij een bestuurlijke boete heeft opgelegd van in totaal € 38.000 aan de coöperatie VGZ (hierna: VGZ) voor overtreding van de transparantieregels. Volgens de NZa heeft VGZ de wijziging van de tekentermijn in de zorginkoopprocedure voor paramedische zorg niet tijdig bekendgemaakt. In dit blogartikel leggen wij uit wat de transparantieregels inhouden, hoe deze zorgaanbieders beogen te beschermen en op welke wijze VGZ deze regels volgens de NZa heeft overtreden.

CBb oordeelt: maximumtarieven voor geestelijke gezondheidszorg zijn rechtmatig

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft recentelijk geoordeeld dat de maximumtarieven die de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) had vastgesteld voor de geestelijke gezondheidszorg en de forensische zorg voor 2020 rechtmatig zijn. Enkele zorgaanbieders waren het niet eens met deze door de NZa vastgestelde maximumtarieven en stapten naar de bestuursrechter. Het CBb verklaarde het hoger beroep echter ongegrond.

Inkoopbeleid zorgkantoren aan aanbestedingsbeginselen getoetst

Op 19 oktober 2021 heeft de rechtbank Den Haag zich in een procedure tussen zorgkantoren en GGZ-aanbieders uitgesproken over het inkoopbeleid van diverse zorgkantoren. Op dit beleid, dat op de bedrijfsresultaten van Wlz-aanbieders wordt gebaseerd, zijn de aanbestedingsrechtelijke beginselen van toepassing. Het inkoopbeleid voldoet aan deze beginselen en houdt stand.

Medewerkingsplicht van de IGJ is niet onbegrensd

De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) beschikt over bevoegdheden zodat zij onderzoek kunnen doen naar de naleving van de wetten waarop zij toezicht houden. Een niet onbelangrijke bevoegdheid betreft de medewerkingsplicht. Op grond van de medewerkingsplicht moet een ieder meewerken aan onderzoeken van toezichthouders zoals de IGJ. Het recht stelt echter, zoals een recente uitspraak van de Raad van State in het faillissementsdossier van MC IJsselmeerziekenhuizen illustreert, grenzen aan die medewerkingsplicht.

Aanwijzing van IGJ aan ‘groep zorgaanbieders’ mag niet van kortgedingrechter

Onlangs deed de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland een interessante uitspraak over een aanwijzing die de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) heeft opgelegd aan een zorgaanbieder waar verschillende zorgentiteiten bij aangesloten zijn. De uitspraak van de kortgedingrechter roept een aantal vragen op over de juridisch verantwoordelijkheid van jeugdhulpaanbieders die de feitelijke zorgverlening laten uitvoeren door andere entiteiten binnen hun groep.

Het belang van zorgaanbieders bij pgb-beschikkingen

Binnen het bestuursrechtelijk gezondheidsrecht luisteren de regels nauw. Belanghebbenden moeten tijdig bezwaar aantekenen tegen bestuursrechtelijke besluiten indien zij het niet met die besluiten eens zijn. Besluiten krijgen immers na zes weken formele rechtskracht waardoor het niet meer mogelijk is tegen die besluiten op te komen. Wie als belanghebbende kan worden aangemerkt en vanaf welk moment de bezwaartermijn gaat lopen zijn in dit kader belangrijke vragen. Een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland illustreert hoe belangrijk het is om, ook in het sociaal domein, een goede basiskennis van het bestuursprocesrecht te hebben.

1 2