Attendering: een nieuwe bundel met civielprocesrechtelijke beschouwingen
Onlangs las ik het liber amicorum ter gelegenheid van de 75e verjaardag van de grote procesrechtkenner Daan Asser. Bepaald geen straf.
Onlangs las ik het liber amicorum ter gelegenheid van de 75e verjaardag van de grote procesrechtkenner Daan Asser. Bepaald geen straf.
In een recent themanummer van Ars Aequi stuitte ik op een mooie bijdrage aan het voor het overige eerlijk gezegd nogal verzadigde debat over de rol van de rechter in de trias politica.
Enkele maanden geleden verscheen een nieuw deel in de serie Asser procesrecht: 'Het kort geding'. Het boek is inmiddels besproken in een lezenswaardig artikel van Floris Bakels.
Een treffend voorbeeld van de juistheid van de stelling dat procederen in hoger beroep toch een vak apart is.
Een wel heel wrang arrest van het Hof Amsterdam.
Eerste ervaringen van Tom van Malssen met KEI.
Zilveren Kruis/Achmea heeft hoger beroep ingesteld tegen het voor haar ongunstige vonnis van de Utrechtse voorzieningenrechter van 23 februari 2018. In dit vonnis, dat werd gewezen in een door Stichting Zorgrecht namens een aantal thuiszorgaanbieders aanhangig gemaakt kort geding, was Zilveren Kruis onder andere verboden om bij niet-gecontracteerde wijkverpleegkundige zorg een cessieverbod en een machtigingsvereiste te gebruiken. Zorgverzekeraar VGZ wenste zich in appel aan de zijde van Zilveren Kruis/Achmea te voegen. Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de hiertoe strekkende vordering van VGZ echter afgewezen in een arrest dat vooral duidelijk maakt dat toewijzing van voegingsvorderingen (toch) niet helemaal slechts een formaliteit is.
Onlangs heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden in kort geding een opvallend vergaande strekking toegekend aan wat in de juridische volksmond bekendstaat als de ‘afstemmingsregel’.
Het recht op toegang tot de rechter brengt met zich dat niet of nauwelijks ruimte bestaat voor een volledige proceskostenveroordeling van de verliezende partij in een civiele procedure. De in het gelijk gestelde partij, die vaak tegen haar wil in rechte is betrokken, moet het dan doen met een zogenaamde ‘forfaitaire’ vergoeding, die vaak maar een schijntje bedraagt van de werkelijk gemaakte kosten. Een recent arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden illustreert goed dat rechters maar zelden voor volledige kostenveroordelingen zijn te enthousiasmeren.
Hoe ver strekt de vrijheid van een feitenrechter om bedenkelijk procesgedrag te bestraffen met een beroep op de goede procesorde? Over deze vraag heeft de Hoge Raad onlangs een interessante uitspraak gedaan.De casusDe rechtbank wijst een tussenvonnis waarin een bindende eindbeslissing wordt genomen over de aansprakelijkheid van partij A jegens partij B. De rechtbank stelt tussentijds beroep open tegen dit tussenvonnis. Partij A maakt van de geboden gelegenheid gebruik, maar verzuimt om hierva...