1. Home
  2. Kennis
  3. Publicaties
  4. De eliminatie van de eliminatie

De eliminatie van de eliminatie

Leestijd 
Verschenen in: BR 2016/25
Auteur publicatie Joske Hagelaars
Gepubliceerd 09 december 2016
Laatst gewijzigd 26 februari 2018

Artikel 40 Onteigeningswet (OW) voorziet in de aanspraak op een volledige vergoeding voor alle
schade die de onteigende rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn zaak lijdt. Op grond
van artikel 40b heeft de eigenaar in ieder geval recht op vergoeding van de werkelijke waarde van zijn
ontnomen eigendom, waarbij wordt uitgegaan van de prijs die tot stand zou komen bij een
veronderstelde koop tussen een redelijk handelend koper en verkoper. In de artikelen 40c, 40d en
40e OW zijn op de redelijkheid gebaseerde nuanceringen op artikel 40 en 40b gecodificeerd. Artikel
40c regelt dat bij de schadeloosstelling, en dus ook bij de veronderstelde koop tussen de redelijk
handelend koper en verkoper, geen rekening mag worden gehouden met de voordelen of nadelen,
teweeggebracht door 1) het werk waarvoor onteigend wordt; 2) overheidswerken die in verband staan
met het werk waarvoor onteigend wordt; en 3) de plannen voor de werken onder 1° en 2° bedoeld.
Over deze bepaling, die in de praktijk wordt geduid als het ‘eliminatiebeginsel’ is de laatste jaren veel
jurisprudentie en literatuur verschenen waarbij het sluitstuk voorlopig wordt gevormd door vijf arresten
die de Hoge Raad op 15 januari 2016 heeft gewezen[1]. In dit artikel bespreken wij na een korte blik
terug in de tijd de huidige stand van zaken met betrekking tot het eliminatiebeginsel aan de hand van
de vijf arresten. Deze jurisprudentie is overigens niet alleen van belang voor het vaststellen van
schadeloosstellingen voor onteigening, maar ook voor het vaststellen van de inbrengwaarde in een
exploitatieplan.[2]

Download publicatie