De statutair bestuurder heeft een tweevoudige rechtsbetrekking: enerzijds voortkomend uit een eenzijdige benoeming en anderzijds uit een tweezijdige (arbeids)overeenkomst.
Volgens vaste rechtspraak leidt het vennootschapsrechtelijke ontslag van de bestuurder in beginsel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Arbeidsrechtelijke gebreken spelen geen rol bij de toetsing van de geldigheid van het ontslagbesluit.
In dit artikel onderbouwen Henk Hoving en Boy Stenden dat andersom vennootschapsrechtelijke
gebreken wel doorwerken in de arbeidsrechtelijke toets voor een aanspraak op een billijke vergoeding. Daarnaast bespreken zij de gevolgen van de cumulatiegrond voor de billijke vergoeding van de bestuurder.