Dirkzwager deelt actief kennis met iedereen die juridische of fiscale informatie nodig heeft. Waarom? Om het niveau van onze dienstverlening te verhogen en ons netwerk te vergroten. Kennis delen is kracht. Het geeft de cliënt inzicht en maakt samenwerking en advisering doelgerichter. Kennis delen vormt de basis van alles wat we doen.
2 filter(s) actief
Expertise
Selecteer de gewenste filteritems
Combinatie niet mogelijk met:
Sector
Selecteer de gewenste filteritems
U heeft geselecteerd:
Combineren met:
Thema
Selecteer de gewenste filteritems
U heeft geselecteerd:
Combineren met:
Combinatie niet mogelijk met:
Auteur
Selecteer de gewenste filteritems
Combinatie niet mogelijk met:
Zoekopdracht delen:
Filterprofielen bewaren
Log in of meld u aan
Log in of meld u aan om filterprofielen te kunnen opslaan.
Een van de aanbestedingsregels waar je als inkoper bij het plaatsen van een overheidsopdracht wel eens tegenaan loopt is het clusterverbod. Het kan doelmatig zijn bepaalde opdrachten bij één opdrachtnemer weg te zetten. Het clusterverbod lijkt dit te verbieden, maar met de juiste motivering is samenvoegen toegestaan. In dit artikel bespreek ik aan de hand van een recente uitspraak wanneer samenvoegen is toegestaan en waar de motivering voor samenvoegen aan moet voldoen.
Het arbeidsrecht kent verschillende situaties waarin de rechter, naast de transitievergoeding, een additionele billijke vergoeding kan toekennen aan de werknemer. Zo kan de rechter een billijke vergoeding aan een werknemer toekennen wanneer diens werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, en de werknemer niet om vernietiging van de opzegging verzoekt maar om toekenning van een billijke vergoeding (artikel 7:681 BW). In het New Hairstyle-arrest heeft de Hoge Raad bepaald met welke omstandigheden rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van de omvang van de billijke vergoeding van artikel 7:681 BW. Op 8 juni 2018 heeft de Hoge Raad opnieuw twee uitspraken gedaan over de billijke vergoeding. In deze uitspraken oordeelt de Hoge Raad dat de gezichtspunten uit het New Hairstyle-arrest niet alleen een rol spelen bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding van artikel 7:681 BW, maar ook bij het bepalen van de omvang van andere billijke vergoedingen. De eerste uitspraak ziet op de billijke vergoeding uit artikel 7:683 BW, dat wil zeggen de billijke vergoeding die de rechter in hoger beroep aan de werknemer kan toewijzen als alternatief voor herstel van de arbeidsovereenkomst. Deze uitspraak besprak ik in mijn blog van 2 juli 2018. De tweede uitspraak ziet op de billijke vergoeding uit artikel 7:671c BW, namelijk de billijke vergoeding die de rechter aan een werknemer kan toekennen als diens werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of heeft nagelaten en de rechter de arbeidsovereenkomst om die reden op verzoek van de werknemer ontbindt. Deze uitspraak bespreek ik in deze blog.
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (RTG) heeft voor het eerst sinds de invoering van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) in 2002 een arts een berispring opgelegd wegens een uitgevoerde euthanasie bij een 74-jarige ernstig dementerende wilsonbekwame patiënte. Daarnaast riskeert de verpleeghuisarts in kwestie ook strafrechtelijke vervolging.
Dit artikel beoogt duidelijkheid te bieden over de vraag wie de patiënt moet informeren over de kosten van een behandeling. Kort samengevat rust op zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders een informatieplicht. Dit geldt met name wanneer de patiënt een deel van de kosten van de behandeling zelf zal moeten betalen. Ook van de patiënt zelf mag worden verwacht dat hij opzoekt wat de dekking van zijn verzekering is.
In twee recente arresten heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie zich uitgelaten over het geval dat twee ondernemingen die inschrijven op een aanbesteding met elkaar verbonden. In het eerste arrest – “Lloyd’s of London” – stelt het Hof vast dat automatische uitsluiting niet is toegelaten. Uit het tweede arrest – “Šiauliai” – volgt dat verbonden ondernemingen niet zonder meer verplicht zijn om bij inschrijving/aanmelding openheid te geven over hun (concern)relatie. Bij twijfel over de zelfstandigheid van twee inschrijvingen kan de aanbestedende dienst echter niet stilzitten. Hij moet dan onderzoeken of de inschrijvingen daadwerkelijk zelfstandig zijn en moet – als dat niet het geval is – overgaan tot uitsluiting.
Voorgenomen fusies of overnames (gezamenlijk: “concentraties”) mogen niet tot uitvoering worden gebracht, zolang deze (i) niet zijn aangemeld bij de Europese Commissie of nationale mededingingsautoriteiten (zoals de ACM) en (ii) zijn goedgekeurd (de zogenaamde “standstillverplichting”). In Nederland moeten zorgaanbieders hun voorgenomen concentratie ook met inachtneming van de standstillverplichting bij de NZa melden. Overtreding van de standstill-verplichting (een zogenaamde valse start, of gun jumping) leidt tot een boete van de bevoegde (mededingings)autoriteiten. In een recente uitspraak heeft het hof verduidelijkt welke voorbereidingshandelingen op een concentratie buiten de reikwijdte van de standstillverplichting vallen (en dus voor goedkeuring al zijn toegestaan).
De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland oordeelde onlangs over de vraag of VGZ onrechtmatig handelde door – in afwijking de op haar website omschreven procedure – een aanbieder van methotrexaat injecties als preferent aan te wijzen. Volgens de voorzieningenrechter dient een belangenafweging te worden gemaakt.
Het rode zool merk valt niet onder het verbod tot inschrijving van vormen, aldus het Hof van Justitie. Louboutin wint daarmee een belangrijke slag. Eerder had schoenenketen Van Haren aangevoerd dat het merk van Louboutin nietig was.
Recent heeft de Voorzieningenrechter van Rechtbank Oost-Brabant de vaste rechtspraak bevestigd dat een aanbestedende dienst af mag gaan op wat een inschrijver heeft ingediend. Alleen als er gerede twijfel is over de inschrijving kan op de aanbestedende dienst een eigen verificatieplicht rusten. Maar wanneer is er gerede twijfel?
De Voorzieningenrechter van rechtbank Midden-Nederland oordeelde onlangs over de vraag of een aanbestedende dienst na opzegging van een aanbestede overeenkomst de betreffende opdracht zonder wijziging mag heraanbesteden.
Een recente uitspraak van het Centraal Tuchtcollege maakt duidelijk dat het in de praktijk niet altijd even eenduidig is wie 'rechtstreeks belanghebbende' is en in dat kader namens de patiënt een tuchtklacht kan indienen.
De Rechtbank Amsterdam heeft nu op 30 mei 2018 besloten om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over het beroep op vernietiging op grond van dwaling bij renteswaps. Hiertoe heeft ze twee voorbeeldzaken geselecteerd. In één daarvan treedt Chantal van den Borne van Dirkzwager op voor de gedupeerde.
Deze website plaatst functionele en analytische cookies, waarmee we onze site gebruiksvriendelijker maken. U blijft anoniem. Cookies van derden plaatsen we niet zonder uw toestemming. Klik op 'voorkeuren instellen' om uw voorkeuren aan te geven.