Onderzoeksplicht bij verkoop aandelen?
Schending van de onderzoeksplicht kan onder omstandigheden leiden tot aansprakelijkheid van de verkopende aandeelhouder-bestuurder. Benieuwd hoe dat in de praktijk werkt?
Schending van de onderzoeksplicht kan onder omstandigheden leiden tot aansprakelijkheid van de verkopende aandeelhouder-bestuurder. Benieuwd hoe dat in de praktijk werkt?
Als een opdrachtgever veranderingen of toevoegingen in het met een aannemer overeengekomen werk wenst, moet de aannemer de opdrachtgever wijzen op de noodzaak van de daaruit voortvloeiende prijsverhoging (artikel 7:755 BW). Alleen dan kan hij een verhoging van de prijs vorderen, “tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen”. Recent liet de Hoge Raad zich uit over de vraag of voor de toepassing van deze tenzij-regel vereist is dat de opdrachtgever inzicht had in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten.
Inmiddels twee jaar geleden schreven we in eerder blogartikel op onze website al over de uitspraak van de rechtbank Den Haag waarin geoordeeld werd dat de pakjes met voetballers (zgn. packs) in de populaire voetbalgame FIFA kwalificeerden als verboden kansspel. In hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘de Afdeling’) is die uitspraak vernietigd.
Een forse overschrijding van verrekenbare hoeveelheden die wegens een fout in het bestek reeds ten tijde van de aanbesteding bekend had moeten zijn, leidt tot een aanpassing van de verrekenprijs naar een markconforme prijs ten tijde van inschrijving.
In het tijdschrift Jurisprudentie Aanbestedingsrecht is een noot van Frank Cornelissen en Tony van Wijk gepubliceerd met de titel “Beoordelingselementen die de inhoud van inschrijvingen niet beïnvloeden: bestaan ze eigenlijk wel?”. Zij lichten toe onder welke omstandigheden ruimte tot nadere invulling van criteria wél bestaat en waar de grens ligt.
In een recent vonnis gaat de Utrechtse voorzieningenrechter in op de vraag wanneer een aanbesteder in afwijking van de hoofdregel mag gunnen op “laagste prijs”. Zoals in Utrecht al eens eerder was geoordeeld, kan dat ook bij complexere opdrachten zijn toegestaan. Verder gaat het vonnis in op de motivering die bij gunning op laagste prijs moet worden gegeven: bij afwijzing kan volgens de voorzieningenrechter niet kan worden volstaan met de kale mededeling dat een inschrijver niet de laagste prijs heeft aangeboden. De winnende prijs moet dan ook worden medegedeeld.
Recentelijk is er een arrest gepubliceerd van het gerechtshof Den Haag (hierna: “hof”) dat dateert van 25 mei 2021. In voormeld arrest velt het hof een oordeel over de toelaatbaarheid van een rechtsbeschermingsclausule (vervaltermijn) in een aanbestedingsprocedure. In dit artikel vertel ik u hier meer over.
De Haagse voorzieningenrechter buigt zich in een recente zaak over de vraag of een strafbeschikking wegens omkoping – opgelegd door het Openbaar Ministerie – een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is in de zin van de ‘verplichte uitsluitingsgronden’ uit de Aanbestedingswet 2012, zodat de omkoper zou worden uitgesloten. Daarnaast speelt de vraag of de omkoper ook een ‘ernstige beroepsfout’ heeft begaan, en of dat dan op zichzelf tot uitsluiting leidt nu de omkoping buiten de ‘terugkijktermijn’ plaatsvond en de strafbeschikking niet.
Wat als een gunningscriterium dat duurzaamheid beoogt te bevorderen een zittende leverancier bevoordeelt waardoor de concurrentie weinig kans maakt de opdracht te verkrijgen. Brengt het level playing field beginsel dan met zich dat dit criterium en dus de duurzaamheidsambitie moet wijken? De Rotterdamse kort gedingrechter oordeelt van wel.
Bij een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure van Rijkswaterstaat moet elke inschrijver twee sleutelfunctionarissen aanbieden. Onderdeel van de inschrijving is dat deze functionarissen over de inschrijving worden geïnterviewd.
De Commissie van Aanbestedingsexperts heeft stevige kritiek geuit op de aanbestedingsmethodiek ‘Rapid Circular Contracting’. De gehanteerde strenge uitleg van het aanbestedingsrecht is mijns inziens onnodig en komt niet tegemoet aan de behoefte in de aanbestedingspraktijk tot meer innovatief aanbesteden.
Op 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) in werking getreden. Met de WHOA kan een dwangakkoord buiten surseance of faillissement worden bewerkstelligd. Dat akkoord kan door de schuldenaar of een daartoe aangewezen herstructureringsdeskundige worden aangeboden aan de vermogensverschaffers van de schuldenaar. Het akkoord kan inhouden dat rechten van die vermogensverschaffers worden gewijzigd. Degenen aan wie het akkoord wordt aangeboden en wiens rechten worden gewijzigd, stemmen over het akkoord. Dit gebeurt in klassen. Vervolgens is het aan de rechter om het akkoord te homologeren, dat wil zeggen: goed te keuren. Onder bepaalde voorwaarden kan de rechter het akkoord ook opleggen aan klassen die niet met het akkoord hebben ingestemd. Vandaar dat in die context ook wel de term ‘dwangakkoord’ wordt gebruikt.