Voor ervaringseis “bouwteamverband” is geen bouwteamovereenkomst nodig
De Provincie Utrecht had voor een niet-openbare aanbesteding voor onderhoud wegvakken als selectiecriterium ervaring in “bouwteamverband” gevraagd.
De Provincie Utrecht had voor een niet-openbare aanbesteding voor onderhoud wegvakken als selectiecriterium ervaring in “bouwteamverband” gevraagd.
Op 20 december 2019 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen waarin hij toelicht hoe de rechter moet vaststellen of er sprake is van een zogenaamde wettelijk benoemde overeenkomst. De bedoeling van partijen is slechts van belang bij de vaststelling van de inhoud van de overeenkomst (uitlegfase) en mag niet betrokken worden bij het bepalen van de toepasselijkheid van een wettelijk benoemde overeenkomst (kwalificatiefase).
Een woningcorporatie lijdt schade doordat enkele van haar woningen jarenlang leeg staan als gevolg van de vertraagde sloop en herontwikkeling van een winkelcentrum in Apeldoorn. In haar arrest van 5 november 2019 oordeelt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de betreffende projectontwikkelaar verplicht is een deel van de schade door huurderving te vergoeden.
Een dringende verdenking van zwartwerk en een schending van de wet op de terbeschikkingstelling van werknemers (Arbeitnehmerentsendegesetz) geeft de opdrachtgever het recht om de bouwovereenkomst wegens belangrijke redenen te beëindigen.
Op 25 september 2019 heeft minister Ollongron het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 naar de Tweede Kamer gezonden. De wijziging beoogt onder meer een vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure voor het uitvoeren van niet-DAEB-werkzaamheden door toegelaten instellingen.
Eerder besprak ik in dit tijdschrift een Bibob-uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:350, «JM» 2019/45, waarin het college van gedeputeerde staten van Groningen de mist inging door aan een grotendeels vergunde inrichting een revisievergunning met beperkte geldigheidsduur te verlenen. Volgens de Afdeling was dat besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel uit artikel 3 lid 5 Wet Bibob. In de interessante tussenuitspraak van 3 juli 2019 gaat het mis voor het college van burgemeester en wethouders van Breda (‘het college’). Het college heeft geweigerd om de appellant een omgevingsvergunning te verlenen voor de realisatie van woningen en winkelruimten op een perceel in Breda. Op het moment van de aanvraag was niet de appellant, maar ‘belanghebbende’ eigenaar van de panden waarin de woningen en winkels zijn voorzien. Om die reden heeft het college deze belanghebbende aangemerkt als betrokkene in de zin van artikel 2.20 lid 1 Wabo.
Een verzoeker om planschade moet voldoende concrete pogingen ondernemen om bestaande bebouwingsmogelijkheden alsnog te benutten. Zo’n concrete poging houdt ook in dat een eigenaar in het geval van een uit te werken bestemming een aanvraag indient tot het vaststellen van een uitwerkingsplan.
In een nog bij de Hoge Raad lopende procedure bevestigt Advocaat-Generaal Ettema, dat bij transformaties van kantoren naar woningen het lage (2%) tarief in de overdrachtsbelasting van toepassing is.
Op 4 februari 2019 is het Wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet (hierna: de Aanvullingswet grondeigendom) bij de Tweede Kamer ingediend. Het Wetsvoorstel bevat onder andere de door de regering beoogde regeling van voorkeursrechten op onroerende zaken in de Omgevingswet.
Een recente uitspraak van de Raad van Arbitrage maakt weer eens duidelijk dat de bepalingen in een contract en de toepasselijke UAV niet allesbepalend zijn. Het gaat erom wat partijen hebben bedoeld maar ook hoe partijen feitelijk uitvoering aan het contract hebben gegeven. Opdrachtgevers moeten zich ervan bewust zijn dat een flexibele houding ten aanzien van planning en het ongebruikelijk veel in eigen beheer uitvoeren en coördineren tot gevolg kan hebben dat niet meer conform UAV een beroep kan worden gedaan op een harde opleverdatum en meerwerkclaims niet kunnen worden afgehouden vanwege het ontbreken van een schriftelijke opdracht dan wel prijswaarschuwing.
Kopers kopen een woonhuis. Zowel op Funda als in de verkoopbrochure stond er bij de desbetreffende woning een woonoppervlakte ad ca. 150 m2 vermeld. Na aankoop van de woning blijkt dat de woonoppervlakte slechts 124 m2 bedraagt. De makelaar is aansprakelijk voor de door kopers geleden schade. Een vaak terugkerend discussiepunt komt tot aan de Hoge Raad: hoe dient de omvang van de schade te worden begroot?
Van een perceeleigenaar kan worden verlangd dat hij binnen zeven maanden na de terinzagelegging van een voorontwerp voor een nadelige planwijziging een passend bouwplan indient.