Rechters geven gemeenten meer ruimte voor aanpak fraude onder de Wmo (III)
In dit derde en laatste deel over fraude in de Wmo een blog waarin het aansprakelijk stellen van de bestuurder van de zorgaanbieder centraal staat.
In dit derde en laatste deel over fraude in de Wmo een blog waarin het aansprakelijk stellen van de bestuurder van de zorgaanbieder centraal staat.
In dit tweede deel over fraude onder de Wmo behandelen wij een civiele uitspraak van de rechtbank Gelderland waarin terugbetaling van zorggelden wordt gevorderd op basis van ongerechtvaardigde verrijking.
Uit de rechtspraak blijkt dat gemeenten steeds meer ruimte nemen en krijgen op fraude met declaraties aan te pakken. Wij spreken drie recente uitspraken die in dit kader aandacht verdienen.
Aanbieding van een stuk bij andere postbedrijven dan PostNL geldt nu ook als ‘terpostbezorging’ in de zin van artikel 6:9 lid 2 Awb. Dat oordeelt de Afdeling in een uitspraak op 15 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1682), waarmee wordt aangesloten bij de recente jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.
Inmiddels is de uitwerking van het pensioenakkoord geaccordeerd door sociale partners en voorgelegd aan de Kamer. Het akkoord heeft uiteenlopende gevolgen voor werkgever en werknemer, afhankelijk van de type pensioenuitvoering (bijvoorbeeld ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds of een verzekeraar).
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4422) een belangrijke uitspraak gedaan over een van de kernbegrippen in de Wet openbaarheid van bestuur (‘Wob’): het begrip ‘emissies in het milieu’ of ‘emissiegegevens’. Voor emissiegegevens geldt onder de Wob een bijzonder, ruimhartig openbaarmakingsregime.
Recentelijk heeft de Rechtbank Noord-Holland geoordeeld wanneer een staking van eigen personeel van luchtvaartmaatschappijen als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van Verordening (EG) 261/2004 wordt aangemerkt.
Op 30 april jl. heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) een prejudiciële beslissing genomen die ziet op de uitleg van de artikelen 4 lid 3, artikel 5 lid 1 onder c en artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: Verordening).
Op 3 april 2020 verscheen een arrest van de Hoge Raad inzake de lopende enquêteprocedure bij het voormalige SNS Reaal. Onderwerp van het geschil betrof de medewerkingsplicht in een enquêteprocedure. In dit blog bespreken wij enkele vragen die in het arrest naar voren komen. In hoeverre kunnen vennootschappen in het kader van een enquête weigeren om opgevraagde documenten af te geven met een beroep op een (afgeleid) verschoningsrecht? En wat is de rol van de raadsheer-commissaris van de Ondernemingskamer?
De gemeente West Maas en Waal heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat op 16 maart 2020 verzocht om binnen zeven dagen bestuurlijke handhavingsmaatregelen te treffen wegens vermoedelijke overtreding van onder meer het Besluit bodemkwaliteit ten aanzien van het storten van granuliet in het gebied “Over de Maas”.
In ons eerdere artikel hebben wij al stilgestaan bij de vraag of een staking door eigen personeel van de luchtvaartmaatschappij kan worden gezien als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening). Op grond van dit artikel hoeft een luchtvaartmaatschappij bij annulering of langdurige vertraging van een vlucht geen financiële compensatie te betalen aan de passagiers indien sprake is van een buitengewone omstandigheid en de luchtvaartmaatschappij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging of annulering te voorkomen dan wel te beperken. Overweging 15 van de considerans van de Verordening benoemt voorbeelden van buitengewone omstandigheden, waaronder een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag.
Duitse en Spaanse rechters stellen prejudiciële vragen of staking van eigen personeel van luchtvaartmaatschappijen een ‘buitengewone omstandigheid’ is in de zin van artikel 5 lid 3 van Verordening (EG) nr. 261/2004. De prejudiciële vragen worden gebruikt door nationale rechters om het Hof van Justitie te vragen hoe Europese regelgeving moet worden uitgelegd.