Procesrecht: tweemaal een schadestaatprocedure tussen dezelfde partijen?
Bij de Hoge Raad lag onlangs de vraag voor of twee opeenvolgende schadestaatprocedures als één geding hebben te gelden voor de toepassing van artikel 236 Rv.
Bij de Hoge Raad lag onlangs de vraag voor of twee opeenvolgende schadestaatprocedures als één geding hebben te gelden voor de toepassing van artikel 236 Rv.
De zorgplicht van de IT-leverancier is al jaren in ontwikkeling. Jurisprudentie laat zien dat de omvang van deze zorgplicht als maar veelomvattender wordt. In een recent arrest legt het Hof Amsterdam de zorgplicht juist een keer beperkt uit: bij de beoordeling van de reikwijdte van de zorgplicht moet de aard en inhoud van de overeenkomst niet uit het oog worden verloren. De afspraken uit de overeenkomst bepalen immers waar de zorgplicht op ziet. In casu gaf de opdrachtgever een incidentele opdracht voorzien van duidelijke instructies, hetgeen volgens het hof invloed heeft op de hoogte van de zorgplicht van de IT-leverancier.
De aanvraag voor de registratie van het merk LEGNOLAND wordt met succes tegengegaan door Lego Juris, ook al beschikt zij niet over registratie van een identiek merk. Zo werkt het merkenrecht.
De wet sluit het instellen van een reconventionele vordering in hoger beroep uit. In zijn recente arrest van 7 juli 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:5283) zet het Hof Arnhem-Leeuwarden de deur voor een uitzondering op deze regel echter op een kier.
De rechter die wil voorkomen dat zijn uitspraak door een hogere rechter wordt vernietigd, heeft de nodige instrumenten om zijn uitspraak dicht te timmeren. Zo kan hij verschillende gronden aanvoeren die de beslissing zelfstandig kunnen dragen. Een recente beschikking van het Haagse gerechtshof (ECLI:NL:GHDHA:2020:1126) vormt daar een treffend voorbeeld van.
Geregeld probeert een partij de Hoge Raad te verleiden om de gronden voor cassatie tegen niet-appellabele uitspraken van de kantonrechter uit te breiden. Deze pogingen oogsten zelden succes. Ook in de hier te bespreken zaak (ECLI:NL:HR:2020:1306) vond de Hoge Raad het kennelijk niet nodig om de cassatiegronden van art. 80 Ro uit te breiden.
In deze blogreeks bespreek ik een aantal in het oog springende onderdelen van het Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht, dat onlangs is ingediend bij de Tweede Kamer.
In een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 juni 2020 wordt geoordeeld over de verhouding tussen door de Ondernemingskamer vastgesteld wanbeleid en bestuurdersaansprakelijkheid. Het oordeel van de Ondernemingskamer dat sprake is geweest van wanbeleid brengt niet zonder meer mee dat het bestuur aansprakelijk is of dat dit voorshands moet worden aangenomen. Het oordeel van de Ondernemingskamer dient bij de aansprakelijkheidsprocedure in aanmerking te worden genomen en kan bewijsrechtelijke betekenis hebben.
Soms is een algemene voorwaarde een illusie: een bepaling die in de algemene voorwaarden (c.q. polisvoorwaarden) staat is niet altijd een algemene voorwaarde. Andersom is ook waar: soms is een bepaling in het lichaam van een overeenkomst of polisblad een algemene voorwaarde. Een onjuiste kwalificatie kan tot gevolg hebben dat onbedoeld dekking moet worden verleend. Aan de hand van recente jurisprudentie en literatuur zet ik uiteen hoe het zit en waarom e.e.a. van belang is en geef ik verzekeraars tips hoe de problematiek kan worden voorkomen.
De partij die door dreiging met executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de wederpartij heeft gedwongen tot nakoming van dat vonnis voordat dit in kracht van gewijsde is gegaan, handelt in beginsel onrechtmatig en is schadeplichtig wanneer het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd. Als sprake is van frustratie van verhaal, dan kan de bestuurder aansprakelijk zijn. Dit wordt bevestigd in een recent arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Ook al nam de bestuurder in hoger beroep geen memorie van antwoord, zijn stellingen uit eerste aanleg hadden toch betrokken moeten worden bij de beoordeling of sprake was van bestuurdersaansprakelijkheid. Door dit niet te doen, miskent het hof de devolutieve werking van het hoger beroep, zo volgt uit een recent arrest van de Hoge Raad.
Formule 1 coureur Max Verstappen vordert schadevergoeding van Picnic, nadat Picnic in 2016 een filmpje op Facebook had gepost van een Verstappen-lookalike in een Picnic-wagentje. Het hof oordeelt nu in hoger beroep dat dit geen schending oplevert van het portretrecht van Max Verstappen. De vordering tot schadevergoeding is daarmee ook van tafel.